569 Is omtrent deze hoofdpunten een bepaalde meening verkregen, zoo kan het niet moeielijk zijn een reglement op te stellen voor het nieuwe fonds, dat dan in de plaats treedt van het bestaande, het welk voor het voor deelneming gesloten fonds van kracht blijft. De pensioenen en verdere uitkeeringen worden geregeld in de art. 16 35 van het bestaande reglement. De weduwenpensioenen (art. 18) zijn afhankelijk van den rang van den overleden echtgenoot, de verhooging van kinderen niet, deze neemt slechts toe met het aantal kinderen. Voor de volle weezen (art. 20) hangt het pensioen weer van den rang des vaders af, terwijl in art. 1 wordt bepaald wanneer het pensioen komt te vervallen. Is in deze regeling geene strikte regelmaat op te merken, zoo acht ik mij toch niet geroepen hierin verandering voor te stellen. Deze pensioensregeling toch is geijkt door de werking over vele jaren en schijnt in het algemeen goed te voldoen. Elke andere regeling zou mede iets willekeurigs bevatten; in dat geval is het verkieselijk bij het jaren lang gebruikte te blijven en niet te wijzigen wat niet dringend verandering behoeft. Dat het pensioen voor de weduwe vervalt ingeval zij hertrouwt, is een regel die bij al dergelijke fondsen is aangenomen hier wordt het gemis gedeeltelijk vergoed door verhooging der kinderpensioenen. Dat het pensioen voor jongens wordt uitbetaald tot het achttiende levensjaar, voor meisjes tot het drie en twintigste of vroeger huwelijk, berust ongetwijfeld op goede met de ervaring overeenstemmende gronden. Doch ééne verandering hierin komt mij hoogst gewenscht voor. Volgens art. 20 wordt kinderpensioen alleen verleend aan of ten behoeve van wettige of door een opgevolgd huwelijk gewettigde kinderen. Derhalve blijven de buiten huwelijk geboren, maar wettig erkende kinderen van allen onderstand buiten gesloten. Dit nu acht ik hoogst onbillijk, vooral in onze Indische bezittingen, waar deze kinderen niet zeldzaam zijn. In de wet op het weduwenpensioen- fonds voor burgerlijke ambtenaren (zie art. 3 der wet van 9 Mei 1890, Staatsblad n°. 79) zijn zij niet buitengesloten, maar worden zij met de wettige kinderen gelijkgestelden waarom ze dan in Indië achtergesteld? Hun vader heeft gedurende zijne dienstjaren zoo goed bijgedragen als alle anderen, hij heeft deze kinderen als zijn wettige kinderen erkend; waarom hen buitengesloten en bij den dood

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 20