759 den te dwingen het gelaste gedwee na te komen en door een onuitput telijk geduld in staat zijn, de verschillende oefeningen steeds te herhalen alleen daardoor is het mogelijk, indien de intelligentie van den hond niet groot is, hem automatisch enkele oefeningen naar behooren te doen verrichten. Het is dus de voornaamste taak van den africhter, de verschillende eigenschappen der honden na te gaan en daarop te werken. Gedurende den tijd, dat de hond bezet is (gewoonlijk 9 weken) mag niet te veel van het beest gevergd worden, doch moet het steeds de oefeningen bijwonen. Aanvankelijk werden de honden in de voor hen bestemde, uit Pontianak medegebrachte hokken gehuisvest en kregen zij tot voedsel het eten, dat van de manschappen overbleef. Van af December werd hun echter een verblijf aangewezen in een gemeenschappelijk hok, dat nabij de militaire cantine (om hen aan de militairen te doen gewennen) opgesteld werd en waaromheen een ruimte was afgeschoten, om den beesten eenige vrijheid te gunnen zonder zich met andere honden te kunnen vermengen. Het voedsel, dat de honden tot in December kregen, bleek nog te vet te zijn; de honden kregen of behielden een onaangename lucht, last van ongedierte en hoewel in geringe mate huiduitslag. Daarom werd later het voedsel zorgvuldig van alle vetdeelen ontdaan en met water aangelengd. Het gevolg is geweest, dat de onaangename lucht der honden verdween en zij geen last meer hadden van ongedierte, terwijl zij zeer spoedig van den huiduitslag genazen. Nadat de dieren weder op krachten waren gekomen, werd geregeld met de africhting volgens het voorschrift voortgegaan. Voor deze africhting kwamen in aanmerking de honden LouiseParat en Moppie en toen zij den leeftijd van 2 maanden bereikt hadden de bastaard Taijkong-Dajak honden FritsFiclo en Fannydie den len Augustus 1889 geboren waren en den africhter ten geschenke waren gegeven. Volgens het op den len April 1890 ingediende verslag was voor de eerste oefening (punt I sub a van het voorschrift) eene africhting van twee maanden noodig, terwijl met de 2e oefening (punt I sub b) twee weken gemoeid waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 210