762 goed ras patrouillehonden te vormen, moest ook dat jaar als mislukt worden beschouwd, door het sterven van al de jongen. Om in dien toestand verbetering te brengen werden de bezette honden met de meeste zorg verpleegd en deze zorg ook uitgestrekt tot de honden die geworpen hadden en hunne kinderen, doch zonder succes zooals wij later zullen zien. In den loop van het dienstjaar 1891 vermeerderde het aantal af te richten honden met veertien, die in het stamboek werden opge nomen onder de nummers 26 t/m. 39vijf waren ten geschenke ont vangen en negen door geboorten verkregen. Men zoude dus over voldoende stof te beschikken hebben gehad, ware het niet, dat eene hondenziekte in den loop van het jaar weder tal van offers eischte. Achtereenvolgens toch stierven daaraan 13 dieren, terwijl er 4 vermist raakten en voor goed wegbleven. De oorzaken van deze gevreesde ziekte konden niet worden opgespoordop de voeding werd steeds bijzonder gelet en toen de oorzaak werd toegeschreven 1° aan het emplacement, waarop geen schaduw gevende boomen stonden, 2° aan de hooge temperatuur, 3° aan het gemis van vrijheid en ten slotte aan de langdurige morgenoefsningen (die n. b. slechts van 6 tot 8 a 81/2 uur hebben geduurd) werd een geheel nieuw emplacement gebouwd, dat meer beschaduwd was, den honden meer vrijheid ge geven en de oefeningen bekort, doch niets mocht baten. Wel werd aanvankelijk, tengevolge van de genomen maatregelen, beterschap bespeurd, doch weldra openbaarde de ziekte zich weder; de honden zagen er weer even als vroeger lusteloos en zwak uit en het sterfte cijfer steeg aanmerkelijk. Op verzoek van den Militairen Comman dant te Singkaivang onderzocht de officier van gezondheid daar ter plaatse eenige der gestorven honden en vond hij wel in het hart dier beesten verscheidene lange wormen, doch de aard der ziekte bleef ook hem onbekend. Intusschen waren de meest intelligente honden overleden en bleef niet één jong in het leveu. De overige hadden het ziekteproces wel doorstaan maar ten koste van hun fijnen reuk, hunne opgewekt heid en intelligentie en van al het vroeger geleerde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 213