778
te beschouwen, dan houdt de laatste op 30 passen van den verdediger
halt, zet de geweren af en wacht de beslissing van den scheids
rechter af".
De bedoeling van dit voorschrift is duidelijk; de scheidsrechters
kunnen niet overal te gelijk zijn, vooral niet tegen het tijdstip, dat
de beslissing wordt verwacht. Daarom moeten de onderbevelhebbers
van beide partijen op sommige punten zelf weten te beslissen, wie
hunner de meeste kans van slagen heeft gehad.
Zelden zagen wij dit voorschrift nakomen. Integendeel werd
meestal met halsstarrigheid een onmogelijke aanval voortgezet of eene
wanhopige verdediging volgehouden.
Verklaarbaar is het, dat de officier ongaarne zelf erkent eene fout
begaan te hebben, waarvan zijne ondergeschikten de getuigen en in de
werkelijkheid misschien de slachtoffers zouden zijn geweest; dat hij
dus liever alles op het spel zet; de verliezen worden immers niet
sezien, het moreel van zijn troep heeft nog niets geleden, en als de
scheidsrechter mocht komen, staat hij voor een fait accompli.
Om zulke onwaarschijnlijkheden te voorkomen is het noodig, dat
het aantal scheidsrechters vermeerderd wordt en dat de grondregels
die in 24 der instructie van 1888 gegeven zijn, worden uitgebreid
en door alle officieren goed gekend worden.
In §12 der instructie wordt voorgeschreven, dat bij ontmoetingen
van kleine patrouilles, die een gevecht ontwijken moeten, de zwakkere
voor de sterkere terugtrekt. Zoo noodig gaan daartoe de commandanten
elkander te gemoet en geven hunne sterkte op.
Het Hederlandsche voorschrift bepaalt nog nader, dat twee cayalerie-
patrouilles, die elkander ontmoeten, op ongeveer 60 pas van elkander
moeten halt houden; de aanvoerders rijden elkander tegemoet, salueeren
met de sabel en geven de sterkte op.
De zwakste gaat een 300 pas in draf terug, gedurende welken tijd
de andere slechts in stap mag volgen. Door deze bepaling voorkomt
men het krijgertje spelenwaaraan wij meermalen onze cavalerie-
patrouilles, zelfs onder het vuurbereik der infanterie, zich za-en
schuldig maken. D
3 De 13 t/m. 24 van de instructie van 1888 handelen over