571
van man en vrouw dan van den absoluten leeftijd van den man en
vervolgens, omdat door de verhoogde sterftekans op jeugdigen leeftijd
dit verschil nog meer wordt weggenomen. Aldus is het tafeltje zeer
eenvoudig en kan gevoegelijk het tweede deel van art. 9 vervangen.
Het zou dan moeten luiden„bovengenoemde stortingen worden voor
het verschil in leeftijd tusschen man en vrouw verhoogd naar den
maatstaf van bijgevoegde tabel" (staat VII). De tabel is hier slechts
meegedeeld voor verschillen van 5 jaar, doch de bedoeling is haar
op elk verschil naar geheele jaren toe te passenhet afleiden der
verhooging voor elk geval is door interpolatie zeer eenvoudig. Waar
de vrouw ouder is dan de man wordt de kolom voor gelijken leeftijd
genomen. Dezelfde verhooging geldt voor de huwelijkscontributie
bij bevordering.
Worden de boven behandelde aanspraken van gewettigde kinderen
erkend, dan is het de vraag of door den vader ook de huwelijkscon
tributie moet gestort worden.
Dit meen ik ontkennend te moeten beantwoorden. Want de moeder
der kinderen ontvangt geen pensioen en de aanspraken der kinderen
hebben veel minder waarde dan die der vrouw. De vader der gewet
tigde kinderen heeft reeds voldoende betaald door de contributie bij
verhooging in rang en de doorloopende contributie; door deze contri
butie kan de waarde van. het pensioen der gewettigde kinderen ruim
worden opgewogen. Heeft echter de vader behalve de gewettigde
kinderen, eene vrouw en bij deze ook wettige kinderen dan deelt hij
in alle lasten van den gehuwde, doch deelen de gewettigde kinderen
ook in alle voorrechten der wettige. Het komt mjj voor dat aan de
hier voorgeslagen regeling geen moeilijkheid is verbonden, doch daardoor
een groot onrecht wordt opgeheven.
Alleen moet er voor gezorgd worden dat van de bepaling geen
misbruik worde gemaakt ten behoeve van kinderen, waarvan de opvoe
ding niet ten laste van den officier kan gebracht worden.
Na aldus de afloopende contributie te hebben behandeld kom ik
tot de doorloopende; dat hierbij de bepaling van art. 6 (zooals het
gewijzigd is bij besluit van 1 Januari 1862, n°. 9) moet vervallen,
behoeft na het voorgaande geen betoog meer. Doch de doorloopende
contributie moet als een standvastig procent over alle tractementen