792 zeker niet gelden, wanneer die meester zich slechts in duidelijk Nederlandsch uitdrukt. En wanneer hij alleen duidelijk kan zijn met behulp van Latijn of Grieksch, och! dan geloof ik in allen eenvoud, dat het maar beter is, dien meester bij de overleden Romeinen of Grieken te deponeeren. Ik wensch de lezers van dit Tijdschrift niet te vermoeien door al de niet-professorale wijsheid van Metis, den leek op zulk een wel willende wijze toegediend, te weerleggen. Die belang in de zaak stelt, kan hetgeen ik schreef in mijn Leeken- ideeëu vergelijken met het antwoord van Metis en zelf de conclusie maken; de gegevens hiertoe zijn in voldoende hoeveelheid geleverd. Maar ik heb niet gaarne schulden eu daarom bied ik Metis voor den aan mij verstrekten raad een anderen niet minder welgemeenden aan. En die is: leer lezen, Metis, geloof mij, leer lezen. Geen Latijn of Grieksch, want dat kent gij natuurlijk als meester, doch Nederlandsch. Want heusch, daaraan schijnt iets te ont breken, hoewel dit eigenlijk onmogelijk het geval moest kunnen zijn bij iemand, die de bescheidenheid zóóver drijft, dat hij voor „nom de plume" eenvoudig een naam neemt, die in de Grieksche mytho logie voorstelt het zinnebeeld der schranderheid, het verstand. Ik noodig ieder onbevooroordeeld lezer uit, om uit hetgeen ik schreef en uit de aanhaling van Metis op blz. 608 van dezen jaar gang de gevolgtrekking te maken, dat mij „blijkbaar" het onderscheid tusschen culpose en doleuse misdrijven geheel onbekend is. Tot de zaak zelve doet het overigens niets af, al wist ik van beide soorten van misdrijven niet eens den naam. Immers Metis schrijft: Altijd zal een zoodanige dronkenschap,, waardoor de dader geheel „van het gebruik zijner vermogens is beroofd geworden, de toe rekenbaarheid ten volle uitsluiten" (1). Ik daarentegen heb gezegd, dat volgens de memorie van toelich ting, iemand, die vooraf het opzet vormt een strafbaar feit te plegen, zich daarna bedrinkt en in dien toestand van dronkenschap het mis drijf ook werkelijk pleegt, niet kan beweren, dat hij het in geheel bewusteloozen toestand heeft gepleegd. Als men zich nu herinnert, dat voor culpose misdrijven de schuld (1). I. M. T. 1889, blz. 55.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 243