794 De wet toch spreekt niet van een overeenstemming die bestaan moet uitsluitend tusschen aanwijzingen. Die overeenstemming moet be staan tusschen aanwijzingen zoo onderling als met het misdrijf of de overtreding zelve. Zij kan dus ook bestaan tusschen één aanwijzing en het strafbare feit. En daarmede valt het geheele betoog van de noodzakelijkheid van tivee aanwijzingen in het water. Daarom be weer ik nog niet, dat men met één aanwijzing kan volstaan (1). Nergens heb ik dit ook geschreven, ook niet in den jaargang van 1891. Wèl staat daar, dat de korporaal in quaestie veroordeeld had moeten worden, nietdat hij op één aanwijzing veroordeeld moest worden. En dat was ook volstrekt niet noodig. Die korporaal toch bekende, dat bij de schouderpassant van den meerdere op den pu- blieken weg had vastgehecht, waarbij hij wellicht op min of meer ruwe wijze was te werk gegaan. Zóó staat er in het vonnis, door Metis vermeld in den jaargang van 1884, blz. 414, 2e dl. Is het nu eerlijk in den jaargang van 1892 eenvoudig te schrijven, dat de beklaagde het hem ten laste gelegde, dat is dus ook de aan raking, geheel ontkend heeft? Bovendien bestaat de aanwijzing van den sergeant, waaraan ik, om reeds vermelde redenen, groote waarde toeken. Verder bestaat de getuigenis van den korporaal K. en den geniesoldaat S. die beiden verklaren, dat de beklaagde den meerdere heeft aangeraakt. Dat Metis schreeft gij alweder zelf in den jaargang van 1884. Dat gij nu in dien van 1892 verklaart, dat die twee getuigen de aangrijping (aanraking) niet gezien hebben is, op zijn zachtst ge nomen, geen bewijs voor een sterk geheugen. De aanraking (aangrijping) alzoo wettig en overtuigend bewezen zijnde, blijft alleen de vraag te beantwoorden of het opzet om een daad van geweld te plegen aanwezig was. De „deskundige bij uit nemendheid" Mr. Pols zegt, dat iedere daad van geweld valt onder bereik van art. 100 C. W., wanneer zij geschiedt met het doel, om den meerdere eenigen dwang of eenige mishandeling aan te doen (blz. 330). De mate van het gepleegde geweld is overigens onver schillig, zoo voegt hij er aan toe, terwijl Koolemans Beijnen een vonnis aanhaalt, waarbij het werpen met een stokje naar een meerdere (1) Minstens twee aanwijzingen zijn noodig, doch m. i. om andere redenen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 245