573
invloed, evenmin de opneming der aanspraken van gewettigde kinderen.
Reeds bleek bij de voorgaande beschouwing hoe bij een rentevoet
van 4 pot. eene doorloopende contributie van 6 pet. ruim voldoende
is om de lasten te dragen, terwijl in staat VI onder overigens gelijke
omstandigheden een contributie van 3 pot. onvoldoende is bevonden.
Het ware cijfer zou dus hiertusschen liggen en is door interpolatie
bij benadering te verkrijgen. Tot contante waarde bij de aanstelling
gereduceerd, gaf de contributie van 6 pet. een overwaarde van f 1200
per aanstelling, de contributie van 3 pet. een tekort van f 444 per
aanstelling. Yolgens deze berekening zou derhalve eene doorloopende
contributie van 4 pet., gevoegd bij de afloopnnde, voldoende zijn. Ik
heb de berekening met deze 4 pet. op gelijken voet als de staten Y
en YI mede opgesteld en werkelijk volkomen sluiting der balans
verkregen. En toch moet ik ontraden voor het nieuwe fonds deze
contributie terstond op 4 pet. te brengen veeleer acht ik mij verplicht
te adviseeren haar vooreerst op 6 pet. te laten. Want met hoeveel
zorg de nevensgaande berekeningen ook zijn opgesteld, toch mag niet
over het hoofd worden gezien, dat zij berusten op onderstellingen
omtrent rentevoet en sterftekans, die wel uit de verkregen ervaring
zijn afgeleid, maar toch niet als voortdurend geldig kunnen aangenomen
worden. De sterftekansen onder de officieren kunnen nog ongunstiger
worden dan zij hierbij zijn aangenomen, maar vooral acht ik het
hoogst twijfelachtig dat de rentevoet op 4 pet. kan gehandhaafd blijven.
Reeds is hij in de laatste jaren sterk achteruit gegaan en zag het
bestuur van het fonds zich genoodzaakt Staatspapieren aan te
koopen, die slechts 3 a 3j pet. rente opleveren. Reeds werd voor de
berekening van het weduwenpensioen der burgerlijke ambtenaren een
rentevoet van 3 pet. aangenomen en zoo zou het kunnen gebeuren
dat ook in Indië de rentevoet niet hooger kon gesteld worden, althans
voor fondsen onder Staatstoezicht. Zulk eene verlaging van den
rentevoet werkt onmiddellijk terug op de contributie en dwingt tot
verhooging. Daarom acht ik het verstandiger de doorloopende contri
butie iets hooger te stellen dan voor het evenwicht strikt noodig is.
Dan is men gewaarborgd tegen eene daling van den rentevoet en
blijft daarbij een behoorlijk bedrag voor de kosten van beheer beschik
baar. Wordt derhalve de contributie op 6 pet. bepaald, dan is van