IETS OYER HET PLAATSEN DER SCHIJVEN BIJ GEZAMENLIJKE VUÜROEFENINGEN OP DIEPE DOELEN. Eenige dagen geleden hield ik met mijne compagnie eene geza menlijke vuuroefening met sectiën in knielende houding op een doel, dat eene compagnie infanterie in open sectiecolonne, in staande houding voorstelde. Op 300 M. van de schutters waren opgesteld 2 groepsschijven van 1.6 M. en 100 M. daarachter 2 idem van 1.1 M.; op 0.51 M. van den bovenkant der laatstbedoelde schijven was eene roode streep getrokken. De standplaats der schutters, de voet der voorste- en die der achterste schijven lagen vrij wel in hetzelfde vlak. Eén sectie commandant schatte den afstand goed en gebruikte het vizier van 350 M.; de drie overigen schatten 50 M. te ver en gebruikten het vizier van 400 M. Bij het opnemen der treffers van iedere sectie, trof mij telkens het groot aantal aanslagen in de achterste schijf beneden de streep, daar ik over het algemeen weinig treffers opmerkte in den bovenkant der voorste schijf. De diepte van de strook der nuttige aanslagen vóór den voet van het doel is, in knielende houding vurende, op infanterie in liggende houding op 400 M. gelijk aan 8 M. (zie I. M. T. Bundelvuur pag. 319). De achterste schijven waren op 400 M. van de schutters verwijderd, de hoogte bedroeg 0 59 M., derhalve de diepte der zooevengenoemde strook °'549 x 8 11.8 M. of met ronde cijfers 12 M. Met de vizieren van 400 en 350 M. kon dus met middelbare schutters resp. gerekend worden op 6.5 °/0 en 5.5 °/o aanslagen in de achterste schijven. Mijne schutters, die nog niet tot deze rubriek behooren (op 163 man 5 scherpschutters en 56 le klasse) verkregen, op het oog afgaande, nog meer dan dit procent. 1)1. II, 1892. 52

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 250