811 door de Kikim naar Tebing-Tinggi, nadat te Lahat het geleide met 20 militairen was versterkt. Tot Tebing-Tinggi ging alles goed; hoewel de berichten uit de Ampat-Lawang niet gunstig waren, voldeden toch alle hoofden aan de oproeping om den nieuw benoemden resident te komen compli menteeren, zoodat de installatie met allen luister plaats greep. Na eenige dagen overleg met de bijeengekomen hoofden, besloot de luit.-kolonel de Brauw in 't einde van Juni of het begin van Juli 1851 zich met een kleine colonne van 200 man en eenige pradjoe- rits naar Q-oenoeng Maraksa, de hoofddoeson van Ampat-Lawang, te begeven, een onderneming, die echter door den te Palembang achtergebleven Rijksbestierder bij tijds aan de bewoners werd medege deeld en waartegen deze laatsten besloten zich met kracht te verzetten. Hun plan was om de colonne zonder eenigen tegenstand te doen doorgaan en haar daarna af te sluiten en te overvallen. Den eersten dag werd door den luit.-kolonei de Brauw voortgerukt tot Oedjong-Alie, alwaar een brug over de Moesi werd geslagen, den tweeden dag werd het district Ampat-Lawang betreden en begonnen al dadelijk eenige vijandelijkheden. De mil.-commandant tevens civiele gezaghebber van Tebing-Tinggi, kapitein Meijer, had den overste voldoende ingelicht omtrent de slechte gezindheid van de bevolking, doch deze vond daarin geen aanleiding om den tocht niet voort te zetten. Na den tweeden marschdag werd in het bosch gebivouakeerd en den volgenden middag G. Maraksa bereikt, echter niet zonder een paar gesneuvelden en gewonden gekregen te hebben. Aan terugkeeren zonder zijn doel bereikt te hebben, kon de overste de Brauw echter nu niet meer denken. In laatstgenoemde doeson hadden zich alle hoofden van Ampat- Lawang en van Lintang-Kirie vereenigd en werd de colonne niet alleen vriendschappelijk ontvangen, maar zelfs met gamelanspel en allerlei verfrisschingen verwelkomd. Yertrouwende op de goede gezindheid der bevolking namen de manschappen, vermoeid van den zeer zwaren marsch, spoedig eenige rust, terwijl de Inlanders naar de rivier snelden om zich te baden en hun goed te wasschen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 262