818 bezet worden. Hier werd de nacbt doorgebracht, waarin door de troepen echter niet veel gerust werd, daar zij onophoudelijk door den vijand gealarmeerd en beschoten werden. Na het verlaten van Tandjong-Auer werd deze doeson door den vijand in brand gestoken en werd de colonne op haren marsch naar Saoeng-Naga onophoudelijk door den vijand beschoten en achtervolgd. Thans was dubbele waakzaamheid geboden, want men had vernomen, dat laatstgenoemde doeson zwaar versterkt was en hardnekkig zou verdedigd worden. Gelukkig echter was dit bericht onjuist, want bij het naderen van Saoeng-Naga kwam het hoofd met het noodige gevolg ons vriendelijk tegemoet, ons vruchten en klappers aanbiedende. Den volgenden dag bereikten wij Tebing-Tinggi, dat eerst op het gerucht onzer nadering van den vijand bevrijd werd, die het der bezetting niet alleen uitermate lastig gemaakt had, maar haar zelfs van water verstoken had. Onze aankomst werd door het garnizoen met een luid gejuich begroet en geen wonder, als men bedenkt, dat hetzelve gedurende ruim drie maanden zonder verband met de buitenwereld was geble ven, aan alles gebrek had en op het laatst zelfs op een half ration rijst moest teren. Toch was de geest uitmuntend gebleven en had men zijn plicht blijmoedig gedaan in 't vertrouwen, dat er spoedig ontzet zou komen. Hoewel onze colonne ook zeer veel had geleden, besloot de overste de Brauw toch zoo spoedig mogelijk Tebing-Tinggi's omstreken van vijan den te zuiveren; na één dag rust werd den 26en September 1851 door- gerukt, Lobi-Kloempang op den linkeroever der Moesi zonder veel tegenstand genomen en den 28pn d a.v., na in alle richtingen patrouil les te hebben uitgezonden, naar den post Tebing-Tinggi teruggekeerd. Ook de volgende dagen werden de omstreken doorzocht en bij die gelegenheid bij de doeson Troesan hevig gevochten. De aanval had van twee zijden tegelijk plaats en gelukte volkomen, doch kostte ons helaas, tien gewonden. Na dit wapenfeit werd besloten om den uitgeputten troepen een langdurige rust te gunnen, hetgeen te eerder noodig was, omdat onder de officieren en minderen een epidemische ziekte was uitgebroken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 269