575 De verandering van art. G in dien geest moet ik dus boven alles aanbevelen. Ik meen haar aldus te kunnen formuleeren „De gewone contributie wordt bepaald op 6 ten honderd gedurende de eerste vijf jaren van het bestaan van het fonds. Om de vijfjaren wordt een deskundig onderzoek naar den finaocieelen toestand van het fonds ingesteld en op grond van de verkregen uitkomsten de gewone contributie voor het volgend vijfjarige tijdvak zoodanig vastgesteld, dat het financieel evenwicht verzekerd blijft. „De doorloopende contributie wordt geheven: a. enz. b. enz. Pensioenen en stortingen aldus geregeld zijnde valt nog onder beschouwing art. 17 waarbij de voorwaarden worden behandeld onder welke gepensionneerde officieren die geen aangifte van hun huwelijk hebben gedaan, toch aanspraken op weduwenpensioen kunnen doen gelden. Uit den tweeden staat der reserveberekeniDg is reeds gebleken dat deze gevallen niet zeldzaam zijn en een niet geringen last op het fonds werpen. Dit art. 17 diént dan ook geheel te worden gewijzigd. In de wet op het weduwenpensioen voor burgerlijke ambtenaren is bepaald dat het recht op pensioen vervalt voor weduwen en weezen ingeval het huwelijk is aangegaan na de pensionneering van den ambtenaar of ingeval hij bij zijn huwelijk reeds het zestigste levens jaar was ingetreden. Doch ook de bjjdragen vervallen indien de ambtenaar geen kans meer heeft voor weduwen of weezen uit het fonds voordeeleri te genieten. Ernstig heb ik overwogen of voor de Indische officieren gelijke bepalingen moeten genomen worden, doch hiervan heb ik afgezien omdat de omstandigheden anderszijn. Naar ik meen is het niet gewenscht den gepensionneerden officier in een goed huwelijk te belemmeren door hieraan elk uitzicht op weduwen pensioen te ontnemen, terwijl hij toch gedurende zijn geheelen diensttijd aan het fonds heeft bijgedragen. Toch moeten maatregelen worden genomen om huwelijken in extremis uitsluitend met het oog op het te volgen weduwenpen sioen te voorkomen. De ware beteekenis hiervan wordt toch lang niet algemeen ingezien. Herhaaldelijk hoort men het als een edele

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 26