827
tot op een aantal van n schoten wordt verlengd, de gemiddelde ver
houding van het aantal -f- schoten tot het totale aantal, gelijk zijn
aan C* x) p K Voor n in deze formule oo substitueerende,
(S 2) a
gaat zij over in l-
Hieruit volgt de stelling:
Indien men bij het inschieten, in eene groep van 5 schoten er K -J-
en 13 heeft waargenomendan is, voor zooverre men namelijk uit
die S schoten mag concludeeren, de kans voor een schot de
kans voor een schot en zal bij voortgezet vuur de verhouding
tusschen het aantal +- en schoten 1 tot limiet hebben.
1 p i
Heeft men b. v. in een groep van zes schoten vijf -f- en één
verkregen, dan zal men met dezelfde opzethoogte doorvurende, eene
verhouding tusschen het aantal -f- en,schoten moeten verwachten
selijkrT_ï==3-
In het geheel zal men dus 75% en ^5 schoten moe
ten verwachten.
Met behulp van de hier bewezen stelling is het nu niet moeielijk
meer de regels voor het granaatvuur te ontwerpen. Heeft men met
eene bepaalde opzethoogte één schot gedaan, dat b. v. vóór geval
len is, dan moet men blijkens het aangevoerde (1 +x W 10° 66, 6 °/0
schoten met die opzethoogte verwachten. De tabel der waarschijn
lijkheidsfactoren leert, dat in zoodanig geval het doel 0.319 of
nagenoeg 1G L. S30 verwijderd is van het gemiddelde trefpunt, dat
bij die opzethoogte behoort.
Veronderstellen wij verder, dat men met eene andere opzethoogte
een -f- schot heeft verkregen, dan zal men om dezelfde reden moeten
teruggaan met L. S50.
Zijn nu de hierbedoelde opzethoogten zoodanig gekozen, dat de
bijbehoorende gemiddelde trefpunten op 2 X jj;= g L. S50 van el
kander verwijderd liggen, dan wordt door elk dier beide schoten het ge
middelde der twee bijbehoorende opzethoogten, als de meest voordeelige
aangewezen om daarmede het eigenlijke vuur te openen. Het komt er
dus slechts op aan twee opzethoogten te vinden, waarvan er één een min-,
en een ander een plusschot geeft, zoodanig tevens, dat de bijbehoorende
gemiddelde trefpunten een onderlingen afstand hebben van L. S30.
5
f» 5