576 daad roemen dat een officier, zijn einde voelende naderen, in het huwelijk treedt uitsluitend om aan de vrouw na zijn overlijden het weduwenpeusioen te bezorgen. Toch is dit niet minder dan als diefstal te beschouwen ten koste van het fonds gepleegd. Het doel van het fonds toch is, het onmisbare levensonderhoud voor het gezin des deelhebbers wanneer het hoofd komt te vallen, zoodat hij daarin niet meer kan voorzien geenszins het uitkeeren eener erfenis in den vorm van pensioen aan een of ander vrouwelijk persoon, die vroeger met den overledene in geene nauwer betrekking stond. Om dit misbruik te keeren zijn de strenge bepalingen in de wet voor de burgerlijke ambtenaren opgenomen. Zonder deze over te nemen moeten toch maatreg'elen worden genomen om het misbruik zooveel mogelijk te keeren. Daartoe moet in de eerste plaats de bepaling strekken, dat gepensionneerde officieren die geen aangifte van hun huwelijk hebben gedaan en de vereischte huwelijkscontri butie niet hebben voldaan van alle aanspraak op uitkeering aan weduwen of weezen voor altijd verstoken blijven. Dit zal een middel zijn om onberaden huwelijken tegen te gaan en eene aansporing bevatten om bij het huwelijk, de vereischte storting te volbrengen. Met het storten in termijnen moet voor goed gebroken worden. Hij die de vereischte contributie niet kan opbrengen, moet ook niet in het huwelijk treden. Yooral nu door de voorafgaande bepalingen de huwelijkscontributie op eiken leeftijd tot een billijk cijfer is teruggebracht, moet aan de bepaling streng de hand worden gehouden. Wil de gepensionneerde officier in het huwelijk treden en in de voordeelen van het fonds deelen, zoo moet hij zich ook de opoffering getroosten die aan de deelneming is verbonden; weigert of verzuimt hij dit, zoo vervallen ook alle rechten. Een tweede vraag hierbij is of niet eenige beperking in het huwelijk moet gebracht worden, hetzij in den leeftijd van den man, hetzij in het verschil in leeftijd van man en vrouw. Yoor het eerste zie ik geen voldoenden grond; op eiken leeftijd kan een huwelijk gewenscht zijn en een verstandige daad geacht worden, voor de tweede beper king pleit echter meer. De huwelijken van oude heeren met jonge vrouwen zijn ook onder officieren niet zeldzaam (zooals uit de reservestaten I en II voldoende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 27