832 te doen profiteeren, zij, die toch evenals hunne collega's op de posten, geheel toevallig, althans van hun wil onafhankelijk, ingedeeld zijn geworden. Naar onze bescheidene meening zou het volgende plan wellicht eene oplossing kunnen zijn: „In de buitenbezittingen vereenige men de batige saldo's van alle tot één gewest behoorende cantines, op 31 December tot één fonds, in handen van den Gewestelijken Militairen Commandant. Tegelijkertijd dienen de onderscheidene Plaatselijke Militaire Commandanten voor stellen in tot de aanschaffing van zaken of den bouw van lokalen e. d. welker afdoening niet tot het dagelijksch beheer behoeft te behooren, bijv. uitbreiding van bibliotheek en leestafel, vernieuwing op groote schaal van meubilair, aanschaffing van biljarten, kegelbaan, aanbouw van magazijnen of lokalen enz. enz. In verband met de verschillende aanvragen en rekening houdende met de noodzakelijkheid, wijze de Gewestelijke Militaire Commandant aan iedere cantine een zekere som aan. Een klein gedeelte kan dan toch in handen dier autoriteit blijven, om daarover in voorkomende gevallen te beschikken. Geene enkele cantine wordt daardoor benadeeld, zelfs de groote niet. Zij blijkt immers niets noodig te hebben. Wij noemen met name de buitenbezittingen, omdat op Java op eene enkele uitzondering na, de garnizoenen overal zoo groot zijn, dat zij zich zelf geheel van al 't geriefelijke kunnen voorzien. En door eene verzameling tot gewesten, krijgt men eenheden, ook machtig genoeg en alle vrij wel gelijksoortig, ter bereiking van het doel zonder dat het Legerbestuur nog meer door cantinezaken wordt lastig gevallen. „De kleine Garnizoenscompagnieën dan", zult gij zeggen? Wilt gij haar ook in zulk een lot doen deelen, hetgeen naar onze meening weer te uitgebreid zou worden, welnu, doet haar dan aansluiten bij eene der naastbij liggende groote gewesten. Itakhoe.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 283