835
Te Toledo worden ongeveer 600 officieren opgeleidop de andere
krijgsscholen ongeveer 120 voor elk wapen. Het is dus duidelijk dat
Spanje zijn enorm groot officierskorps nog steeds zal uitbreiden door
dezen buitengewonen grooten toevoer.
Tegenover dit groote aantal officieren staat evenwel niet alleen het
geringe aantal manschappen, maar ook de toestand van het materieel, die
dikwijls van dien aard is, dat het Leger daardoor in een feitelijk onslag-
vaardigen toestand verkeert.
Goed materieel bezit dan ook alleen de Artilleriede Infanterie daar
entegen is nog steeds met het nu bijna 20 jaar oude Remington-geweer
bewapend. Ook is de Spaansche soldaat niet gewoon zijn schietwapen
met zorg te behandelen, zoodat het soms noodig is de bajonet te ge
bruiken om de verroeste kamer te openen en te kunnen laden.
De dracht van het geweer is slechts de helft en de trefkans het
vierde gedeelte van die van de geweren in de Legers van midden-
Europa, terwjjl wijders de Spaansche Infanterie-tactiek en de exercitie
reglementen nog geheel op dit geweer gebaseerd zijn.
Het Spaansche Leger is dus het minst slagvaardige van alle Europeesche
Lepers en zal dit nog lang blijven, want de feitelijke invoering van een
algemeenen dienstplicht, de invoering van een nieuw geweer en de tijd
noodig tot het verkrijgen van de noodige geoefendheid met dit geweer
kunnen nog jaren in beslag nemen, en vóór dien tijd kan het op verre na
niet op één lijn met andere Legers gesteld worden, (onlangs is in het
Spaansche ministerie de invoering van het Duitsche-Mauser geweer ter
sprake gebracht).
Spanje schijnt ondanks de onlangs te Xerez en Barcelona plaafs gehad
hebbende anarchistische woelingen, niet bevreesd te zijn dat de sociaal
democratische partij de overhand in het land zoude kunnen krijgen, want
met grooten ernst wordt in de pers het plan behandeld om een gedeelte
van het Leger met groot verlof te zenden, welk plan door de republikeinsche
partij in de Cortes ter sprake zal gebracht worden. Men wil het 102000
man sterke Leger tot 50000 man reduceeren, zoodat er, daar de feitelijke
sterkte slechts 50000 man bedraagt, waarschijnlijk niet meer dan 20- 25000
man zullen overblijven. De vraag is nu wat men dan met de 21000
officieren zal doen, die dan bijna even sterk zijn als de manschappen, en
wat met de 8- 900 élèves van de Spaansche krijgsscholen. Men kan toch
die jongelieden, die onder garantie van den staat de militaire loopbaan
gekozen hebben en zich met recht voor hun leven bezorgd geloovem
niet zoo maar in eens dwingen een andere loopbaan te kiezen.