577
blijkt). Zij werpen een zwaren last op het fonds. Volkomen ter
goeder trouw kan zulk een huwelijk worden aangegaan wanneer de
man, hoewel bejaard, nog krachtig en gezond is. Doch de onder
vinding leert, dat de krachtigste gestellen in den regel tegen deze
proef niet zijn bestand. Dikwijls zien wij den man na zulk een
huwelijk spoedig in krachten verminderen en bezwijken, eene jonge
vrouw achterlatende, waarvan het verder levensonderhoud, dus gemid
deld voor een groot aantal jaren, ten laste van het fonds blijft.
Hierin eenige beperking te brengen, komt mij wel gewenscht voor.
Het kan zijn dat een huwelijk met groot verschil in leeftijd tusschen
man en vrouw een verstandige daad is, maar dan moeten de waarschijn
lijke gevolgen niet ten laste van het fonds komen. Hij die zulk een
huwelijk sluit moet zeif de gevolgen dragen; ziet hij hier tegen op,
dan moet hij niet tot een huwelijk overgaan, waarvan de lasten door
anderen moeten gedragen worden. In het belang van het fonds
moeten dergelijke buitengewone kansen worden uitgesloten, daar zij
ook buiten elke berekening vallen.
Daarom stel ik de bepaling voor: dat huwelijken, waarbij het
verschil in leeftijd tusschen man en vrouw grooter is dan vijf en
twintig jaar, niet in de registers van het fonds worden ingeschreven,
zoodat weduwen en weezen hieruit ontstaande, van pensioen zijn
verstoken.
Eindelijk waar huwelijken van actieve officieren aan de goedkeuring
van het Gouvernement zijn onderworpen en hierdoor onberaden huwe
lijken van zelf worden buitengesloten, doch gepensionneerde officieren
hierin geheel vrij zijn, rijst de vraag of voor de erkenning van zulk
een huwelijk niet eene gezondheidsverklaring van den man als voor
waarde moet gesteld worden?
Anders toch blijft voor hen het gevaar van huwelijken in extremis
bestaan. Zoowel in het belang van den officier als van het fonds,
komt mij zulk een maatregel zeer gewenscht voor. Alsdan zou voor
de inschrijving van het huwelijk in de registers van het fonds eene
behoorlijke gezondheidsverklaring van den echtgenoot worden vereischt.
Deze beperkingen komen mij voldoende voor. Wel zullen zij voor
het vervolg niet alle misbruiken keeren, maar toch het fonds tegen
te groote schade, als gevolg van onberaden huwelijken, beveiligen.
Dl. I, 1892. 38