857 bruikbaar meel tegen den minsten prijs van landswege te verschaffen zaï controle op hen niet overbodig maken, maar wel veel gemakke lijker. De exceptie, neergelegd in art. 16 der Comptabiliteitswet van 28 April 1S64 (Nederl. Stbl. N°. 30) maakt hem bovendien mogelijk. Tevens zal men daardoor beter gelegenheid hebben den molen" voortdurend werkzaamheid te verschaffen, wat niet overbodig is bij de betrekkelijk geringe hoeveelheid meel, die voor de behoefte van het leger noodig is. Het is hier de plaats de maatregelen te noemen, die de werkzaamheid van den molen in 't belang van den dienst kunnen vermeerderen. Daartoe zou in de eerste plaats aan officieren de gelegenheid gegeven kunnen worden brood uit de militaire bakkerijen tegen den kostenden prijs te ontvangen. Verder achten wij daartoe de bepaling wensche- lijk, die alle vaartuigen der Koninklijke Marine en van het Auxiliair eskader zou verplichten zich van militair brood te voorzien op plaatsen, waar zij uit militaire bakkerijen zouden kunnen voorzien worden. U° December 1889 bedroeg de sterkte van de marine in Indië 2394 man, waaronder 228 officieren; de gemiddelde sterkte in 1889 was 2329 onderofficieren en minderen en 235 officieren, welke laatsten, evenals hun ondergeschikten, rantsoenen ontvangen (1). Rekent men' dat doorloopend versch brood aan 500 man, en pain-biscuité of andere,' meer duurzame, broodconserven aan 1000 man der marine zou moeten' worden verschaft, dan zou dit een vermeerdering van 4- 9 °j0 van het verbruik van het leger bedragen, en gelegenheid geven het personeel der bakkerijen geregeld te oefenen in het bakken van alle verduurzaamde broodsoorten. Evenzeer als het leger, ware de vloot hiermede gebaat, daar zij thans even afhankelijk is van de particuliere industrie en het gemis van voorraden in onze Koloniën als dat leger. Waar beider belan gen zoozeer samengaan, is geen kleingeestige tegenstand van die zijde te vreezen, te minder daar, zijn wij wel ingelicht, juist door het Departement der Marine in Ned. Indië voor niet zeer langen tijd voorstellen met deze strekking aan dat van Oorlog zijn gedaan. Waarojn zij daar geen gunstig onthaal hebben gevonden, is ons onbe kend gebleven, maar het springt duidelijk in het oog, dat ook de belangen van het leger met dezen maatregel voldoende zouden ge- (1) Kol. Verslag 1890. p. 42 en 43 en bijl. F. p. 9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 308