866 afgegeyen artillerie- en iufanterievuur te lijden, zoodat de zaak spoedig beslist en de poging des vijands geheel mislukt was. Jammer echter dat Tiang Alam zelf, alvorens het fort te bereiken, de prauwen met 200 gewapende mannen verlaten had om over land naar Lobo op te rukken en de zij- en achterflanken van Moeara- Klingi aan te vallen. Dit laatste echter gaf hij op, toen hij het treurig wedervaren van de macht op de rivier vernam en ook hoorde, dat het transport van Palembang, gedekt door de compagnie van kapitein Paul, reeds nabij was en menigen aanslag des vijands met het beste gevolg had afgewezen. De benden, die het transport bestookt hadden, keerden, naarmate Moeara-Klingi genaderd werd, weder naar beneden terug en veront rustten daar de aan de Moesi gelegen doeson's, stremden achter kapitein Paul andermaal de communicatie, roofden, kortom maakten zich aan allerlei euveldaden schuldig. Om hieraan een einde te maken werd ik den 29en September met een detachement sterk 1 Inl. officier, (luit. Sodiwongso) 50 man, 4 artilleristen en 2 lila's, met acht prauwen de Moesi opgezonden met opdracht om tusschen Palembang en Sekajoe te kruisen, de onrust stokers zooveel mogelijk schade toe te brengen en de communicatie open te houden. Ik bleef hiermede bezig tot den 24en October, toen ik na mijn doel volkomen bereikt te hebben, en eenige prauwen begeleidende, te Moeara-Klingi aankwam. Ondertusschen waren verscheidene hoofden bij den overste de Brauw te Tebing-Tinggi hunne onderwerping komen aanbieden, terwijl na een uit Lahat ouder majoor Pison gemaakten tocht ook de Kikim meer en meer tot rust geraakte. Alzoo was het doel, met het ontbieden van de troepen van Java beoogd, volkomen bereikt, hetgeen daarom te gelukkiger was, omdat de operatiën moesten worden gestaakt. De troepen toch behoefden dringend rust, de ziekten namen, zoo onder de manschappen als onder de koelie's met den dag toe, zoo zelfs, dat de geheele Eur. compagnie yan het 7e bataljon buiten staat was, iets meer te ondernemen. Ook was kapitein Paul met zijne compagnie nog niet aangekomen; deze officier had ook voorbij Moeara-Klingi met allerlei wederwaardig-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 317