868 van Java aan te vragen in ruil voor de zieke, welker toestand steeds verergerde. Yan den 28en October tot en met medio December werden tusschen Tebing-Tinggi en Moeara-Klingi en tusschen laatstgenoemde plaats en Palembang onophoudelijk transporten vivres enz., heen en weer begeleid, waarbij het dikwijls tot vijandelijkheden kwam, doch de zege steeds aan onze zijde bleef. Wat mij aangaat, ik was bij deze convooien bijna doorloopend aanwezig en zag mij meermalen een zeer belangrijke taak aangewezen. Den 23en December vertrok de overste de Brauw van Tebing-Tinggi naar Palembang, om alles voor een nieuwen tocht naar Ampat-Lawang voor te bereiden. Yoor deze reis te aanvaarden had hij echter te Tebing-Tinggi nog eene overeenkomst met verscheidene hoofden gesloten en bepaald, dat als alles rustig zou blijven, de handel voor de bewoners van Ampat-Lawang zou worden opengesteld. Den 240n d. a. v. kwam de overste te Moeara-Klingi aan, om van daar door een detachement onder luit. Sodiwongso verder naar Palem bang begeleid te worden. Deze laatste plaats werd den 17cn Januari 1852 bereikt. In den loop van Februari d. a. v. werd van den majoor Meis, commandant der troepen te Tebing-Tinggi, bericht ontvangen, dat er in de Ampat-Lawang onder de bevolking een gisting heerschte, die deed veronderstellen dat men iets kwaads in den zin had, zoodat de grootste voorzichtigheid plicht was. In Februari was inmiddels het geheele 5e bataljon infanterie aange komen, terwijl onder de orders van majoor Jeeckel troepen naar Benkoelen waren gezonden, om aan de grenzen van Redjang positie te nemen, teneinde van daar uit de operatiën te kunnen steunen. Radja Tiang Alam bevond zich nog steeds in Ampat-Lawang en scheen niet aan onderwerping te denken. Den 15en Maart 1852 vertrok de overste de Brauw met de nieuwe troepen, bestaande uit vier compagnieën van het 5e bataljon onder commando van den luit. kol. Helbach op 160 prauwen, bemand met 1600 koelie's. Natuurlijk avanceerde zulk een reusachtige stoet slechts zeer langzaam en bereikte men eerst den 28en dier zelfde maand Moeara- Klingi. Onder weg kreeg men vrij gunstige berichten van den toestand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 319