871
kunnen slagen op een plaats meer bovenstrooms gelegen, eenige
bamboevlotten te doen vervaardigen, zoodat eindelijk tussehen 5 en
6 uur des avonds eene geheele compagnie infanterie met wat artillerie
kon worden overgezet om het verbindingstouw tussehen de beide
oevers te bewaken.
Den 25en tegen den middag was de overgang gereed en begon de
overtocht; de brug zakte gedeeltelijk onder water en kon slechts met
de uiterste voorzichtigheid worden betreden, zoodat tegen den avond
nog een groot gedeelte der bagage met eene compagnie en 50 pradjoerits
moest achterblijven.
Den volgenden ochtend trok de rest over, terwijl des avonds Lobo-
Laijang werd bereikt.
De troepen hielden den 27™ rust en marcheerden den 28™ naar de
doeson Doloe, alwaar men vernam dat Radja Tiang Alam zich te
Talang-Barow voor Moeara-Pinang versterkt had.
Den 29en werd deze sterkte door majoor Pison, ten koste van
11 gewonden genomen en den 30™ G. Meraksa zonder slag of
stoot in bezit genomen.
Dit laatste was een buitenkansje voor ons, want laatstgenoemde
doeson was buitengewoon versterkt en had grachten, die op sommige
plaatsen een diepte van 15 vademen met steile wanden hadden.
Yan uit G. Meraksa konden langs de rivier vivres worden opgevoerd,
terwijl vlotten in gereedheid werden gebracht, om de zieken en gewon
den den 1™ Mei te laten afzakken.
Door ons krachtig en voortvarend optreden, was de weerstand
geheel gebrokeu en spoedig wareu alle Hoofden van Ampat-Lawang,
behalve dat van de Marga Lintang Kiri, te G. Meraksa vereenigd.
Na rijpe overweging met de ambtenaren en de Inl. hoofden besloot
de overste de Brauw de volgende voorwaarden van onderwerping
aan de bevolking op te leggen
a. voor de geheele Ampat-Lawang;
le onmiddellijke afbetaling der landrente;
2e kostelooze levering van 6000 bamboezen te Tebing-Tinggi,
ten einde de geniewerken voort te zetten en de verschillende gebouwen
te verbeteren.
b. speciaal voor de Lintang-Kiri bovendien een boete tot een