876 gaven de pradjoerits het signaal, dat de bezetting naar den rivier kant vluchtte, waarop onze troepen attaqueerden en de doeson zonder eenigen tegenstand vermeesterden. Vele goederen en twee vrouwen vielen in onze handen. Den 5en Juni werd de vijand in de omstreken nog vervolgd en hem vele verliezen toegebracht. Ondertusschen had ik mij, ingevolge den ontvangen last den 2en Juni naar Semangoes begeven en ontving ik, na allerlei wederwaardigheden en na verscheidene malen met den vijand in aanraking te zijn geweest, den 5en een brief van den kapitein Steijn van Hensbroek, waarin deze mij zijn succes meldde. Den 7en Juni was de tocht afgeloopen; in 3 X 24 uren was aan het rijk van Dragom een einde gemaakt en onmiddellijk daarna vernam men, dat vele menschen wenschteu terug te keeren, ingeval zij ver giffenis konden bekomen. Kort daarop keerde de overste de Brauw naar Palembang terug, alwaar hij den 13en Juni des ochtends ten 9 ure aankwam. Daar, na al de vorenstaande krijgsverrichtingen de rust in 't Palem- bangsche nagenoeg niet meer verstoord werd, keerden in den loop der maand Juni met Zr. Ms. Borneo de twee compagnieën van het 13e bataljon infanterie, sterk 6 officieren en 173 man naar Java terug. Den 25en Juni werd bericht ontvangen, dat Dragom met 300 volgelingen weder aan het spoken was en trachtte de gemeenschap tusschen de hoofdplaats, Moeari-Klingi en Tebing-Tinggi te stremmen. Ten einde aan deze poging dadelijk den kop in te drukken werd onder mijne orders een colonne samengesteld, sterk55 man Yan de 2e comp. 7e bataljon waarbij de le luitenant Imbijce van Batenburg, 55 man van het garn. bat. onder den 2en luitenant van der Heijden, 1 sergeant en 3 man der artillerie, één mortier en één officier van gezondheid met ambulance. Tegelijkertijd werd naar Tebing-Tinggi de last gezonden om door het ook van daar uit zenden van een detachement den vijand tusschen twee vuren te brengen. Tot dat doel vertrok van uit laatstgenoemde plaats een detachement

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 327