880 vangen hebbende, zond mij een dagorder van den volgenden inhoud: Dagorder, N°. 332. Palembang den 6cn Juli 1852. Het is mij een bijzonder genoegen, dat ik aan de officieren, onderofficieren en manschappen, gestationneerd binnen dit kommandement, het schoone wapenfeit bekend maak, waarbij de vijand door een detachement troepen onder het moedig beleid van den len luitenant J. C. W. Prager op den 3en dezer bij de doeson Ringin een gevoelige nederlaag heeft geleden. Bij de doeson Ringin, alwaar de vijand zich buitengewoon versterkt had, heeft een allerhardnekkigst gevecht plaats gehad, hetwelk meer dan drie uren heeft geduurd met het schitterend gevolg, dat wij meester van alle versterkingen zijn gebleven, waarbij de vijand tegen zijne gewoonte zeven dooden op de plaats heeft moeten laten liggen, een lila en eenige geweren zijn veroverd geworden. Wij leden echter het gevoelig verlies van 4 dooden en 14 gekwetsten, onder welke laatsten zich de le luit. Imbijce van Batenburg bevindt, die met vier kogels, hoewel niet gevaarlijk, is gewond. Juist toen de le luit. Prager het versterkte Ringin binnenrukte, kwam aan de overzijde een detachement van 80 man onder den len luit. Collard, tot hetzelfde doel van Tebing-Tinggi afgezonden, dat, hoewel geen werk dadig deel aan het gevecht genomen hebbende, toch de vluchtelingen nog eenige afbreuk heeft kunnen doen. Moge dit voorbeeld van moed en dapperheid, wanneer 's Konings dienst dit vordert, edele navolgers vinden, dan zal te vergeefs en nimmer onge straft hot Nederlandsch gezag worden aangerand. Leve de Koning! De luitenant-kolonel, Militaire Kommandant van Palembang, (w.g.) C. F. de Beauw J. C. W. Prager. Slot volgt).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 331