SCHIETREGELS VOOR GRANATEN UIT VESTINGGESCHUT. Vervolg van blz. 829). Ad. b. Het is bij de vestingartillerie een algemeen aangenomen gebruik om steeds na afloop eener groep correctie aan te brengen, indien het aantal -j- en schoten niet gelijk is geweest. Ook het ontwerp-reglement gaat van dit beginsel uit. De vraag dient echter gesteld te worden, of dit beginsel juist is en het antwoord hierop kan naar onze meeniug niet anders dan ontkennend luiden. Wij zullen de gronden, waarop deze meening berust, hieronder aangeven. Wij zullen daarbij gebruik moeten maken van de navolgende stel ling, die in de waarschijnlijkheidsrekening bewezen wordt: Indien twee verschijnselen elkander wederkeerig uitsluiten, zoodat bij eenige proef of het eene of het andere zich moet voordoen, terwijl de kansen respectievelijk gelijk zijn aan p en q, dan geven de termen van het binomium {p -|- q)n de kansen aan, dat bij n proeven ieder verschijnsel zoovele malen zal plaats hebbenals door de exponenten ivordt aangegeven. Zij nu aangenomen, dat het gemiddeld trefpunt in het doel ligt, en laat dan gevraagd worden, hoe groot de kansen zijn, dat men in een groep van zes schoten er respectievelijk geen enkel, één, twee enz. -|- of—zal krijgen. Alsdan is n 6 en p zoowel als q A, zoodat men heeft (P q) 6 P 6 6 p s q _j_ 15 p 4 q2 20 p 3 q3 -j- 15 p 2 q4 +6pq5 q°. Nu is p6 p5 q p4 q2 p 3 q3 enz., zoodat de kansen, dat men geen enkel, één, twee, drie enz. plusschoten krijgen zal, zich verhouden als de binomiaal coëfficiënten 1, 6, 15, 20, 15, 6, 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 332