DE UITWERKING DER MODERNE GEWEERPROJECTIELEN.
Naar aanleiding van twee berichten, onder den titel „de verwon
dingen in den eerstvolgenden oorlog", voorkomende in de 2e afle
vering van het Indisch Militair Tijdschrift van dit jaar, wenschen
wij het volgende op te merken. Daar het tot verkeerde gevolg
trekkingen zou kunnen leiden, indien men op een enkel artikel, als
dat voorkomende in „de Natuur" van 15 November 1891, en waarvan
het tweede der genoemde berichten een uittreksel is, afging, kan het
onzes inziens zijn nut hebben eens na te gaan, wat andere deskun
digen ons betreffende de uitwerking der mantelprojectielen meedeelen,
om eerst daarna tot het maken van gevolgtrekkingen over te gaan.
De artikelen door bekende wondartsen in het licht gegeven, en de
proeven door hen tot staving hunner couclusiën genomen, hebben
ons daarbij tot leidraad gediend.
In 1866 was Frankrijk overgegaan tot de invoering van het
Chassepot-geweer van 11 mM. kaliber; het projectiel had daarbij
het kaliber van den loop, was 25 mM. lang bij 25 gram gewicht
en had eene cylinder-ogiefvormige gedaante. De aanvankelijke
sneldheid bij dit projectiel bedroeg 420 M. tegen 290 M. bij de
Pruisische Langblei, hetgeen grooter levende kracht van het projectiel,
gestrekter baan en grooter dracht ten gevolge had.
In den oorlog van 1870—71 was dan ook het Chassepot-geweer
ver in de meerderheid; door de grootere dracht en betere trefkans toch,
was het mogelijk de Duitsche troepen onder vuur te nemen op
afstanden, waarop het Zundnadel- geweer nog niet aangewend kon
worden.
Deze oorlog heeft echter ook geleerd, dat de verwondingen, door
het Chassepot-projectiel veroorzaakt, een veel minder ernstig karakter
droegen dan de schotwonden in vroegere oorlogen. Op de groote