892 Ik gaf echter aan dat voornemen geen gevolg, omdat ik te Melbourne o. a. ook uit den mond van den Heer Isaac Gidneyeen der oudste zoogenaamde „Indiandealers" (paardenhandelaars op Engelsch-Indië) een man, die meer dan dertig jaren in het vak geweest is vernam, dat hoezeer het Nieuiv-Zeelandsche paard de beste eigenschappen bezat, hij, noch eenig ander ooit zoude ondernemen, die paarden naar Engelsch-Indië te brengen om daar in het leger dienst te doen. Het klimaat van Nieuiv-Zeeland toch, komt geheel met een gematigd Europeesch klimaat overeen en de daar gefokte paarden zouden öf niet tegen de hitte bestand zijn, öf te veel tijd noodig hebben om te acclimatiseeren, waarom zij alleen als luxe- of als renpaarden naar elders worden uitgevoerd. Het algemeene oordeel over het Nieuw-Ze elandsche paard is „splendid animals but too soft". Ook de koloniën Zuid-Australië en West-Australië werden niet door mij bezocht, omdat beide gewesten nog in een staat van op komst verkeeren en daar nu nog weinig werk gemaakt wordt van vermeerdering van den paardenstapel. De vroegere Sivan-River paarden, die terecht te goeder naam en faam bekend stonden, bestaan niet meer en worden aan de oevers der Swan- River (West-Australië) uitsluitend de schapen-en veeteelt gedreven. Naar mijne meening, kon ik volstaan met het bezoek aan de drie genoemde gewesten, VictoriaNieuw-Zuid- Wales en Queensland en geldt alles, wat ik daar zag, zeer zeker voor het Australische paard. Te MelbourneSidney en Brisbane vernam ik, dat in Januari 1891 de paardenarts 2e klasse A. M. Vermast van uit Utrecht aan de consulaten in de verschillende Australische koloniën om inlichtin gen aangaande de in Australië aanwezige paardenrassen had gevraagd en daartoe eene lijst van 38 vragen ter beantwoording had gezonden. Dit verzoek om inlichting is toen beschouwd geworden als te zijn uitgegaan van eene regeering en als zoodanig door de verschillende departementen behandeld. Afschriften van de vragen en hare beant woording, met de daarbij gevoerde correspondentie, zag ik in de ar chieven der drie genoemde consulaten. Het resultaat van mijn onderzoek is in de volgende regelen neer gelegd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 343