920
2e. Of het aantal officieren-leden der vereeniging, zich, wat de
leeftijden betreft, gelijkmatig over het geheele korps verdeelen zal.
Ten einde deze quaesties die zeer belangrijk zijn, daar de sterfte
kansen der verschillende leeftijden sterk uiteenloopen zoo nauwkeu
rig mogeljjk op te lossen, heb ik een statistiek gemaakt, van de
luitenants, op 1 Jan. 1892 dienende in het N.I. Leger, wat betreft
de leeftijden en het lidmaatschap der vereeniging.
De uitkomst, die ons zeer leerrijke cijfers geeft, is de volgende:
OUDERDOM
Totaal
aantal
Lid der Vereeniging
op 1 Jan. 1892.
op 1 Jan.
1888.
op 1 Jan.
1892.
aantal
°/0 v/h geheel.
20 27 jaar
334
331
120
36.25 °/0
28 32
312
381
254
66.66 °/0
33 37
254
235
184
78.3
38-42
119
98
77
78.57
43 - 47
22
22
16
72.7
boven de 47
3
3
1
33.3 0/o
Totaal.
1044
1070
652
bijna 61 °/0
Verder blijkt, dat van de 425 op 1 Jan. 1892 actief dienende
kapiteins er 334— 78.6 °/0 en idem van de 123 opper-en hoofdoffi
cieren 93 76 °/0 ruim, lid der vereeniging waren.
Uit deze gegevens meen ik de volgende conclusie te mogen trekken
Wanneer zich geen bijzondere omstandigheden voordoen, zullen in
de toekomst lid zijn der vereeniging
van de actief dienende luitenants van 20 27 jaar 36.25 °/0
28 32 jaar 66.60
n n boven 32 jaar 78.5 °/0
7i kapiteins 78.5
n opper-en hoofdofficieren 78.5
gepensionneerde officieren 78.5 °/0.
Ter motiveering het volgende: