926 in de statistiek der leeftyden van de leden. Yan de officieren van 20-27 jaar is slechts 1/3 gedeelte, van die van 2832 jaar 2/3 en daarboven bijna 4/. gedeelte lid der vereeniging. Deze opklimming houdt na genoeg gelijken tred met de huwelijken, zoodat men alle reden heeft aan te nemen, dat over het algemeen alleen de officieren, die betrekkin gen zullen nalaten, lid zijn der vereeniging. Op grond hiervan durf ik de stelling te uiten, dat in de meeste gevallen alleen die officieren lid worden, die bij het lidmaatschap belang hebben. Ik voeg er bij dat in mijn oogen, dat egoïsme zeer natuurlijk is. Nu neem ik aan, dat het gevoel van kameraadschap zoo sterk is, dat een officier, die ten voor- deele van vrouw en kinderen of andere betrekkingen eene verzekering wil sluiten, daartoe niet alleen bij voorkeur zich tot de off. vereeni ging zal wenden, maar zelfs genegen is, aan die vereeniging meer te betalen dan aan eene particuliere maatschappij. Niet alleen de kameraadschap zal hem daartoe brengen, maar ook de vele faciliteiten die de vereeniging toestaat, als: geen keuring, gemakkelijke wijze van betaling, coulante uitkeering, gemis van lastige formaliteiten bij de aanvaarding van het lidmaatschap enz. Doch hoe zal het. zijn, wanneer blijkt, dat men bij de vereeniging niet alleen meer, maar zelfs' veel meer moet betalen dan bij eene solide levensverzekeringmaatschappij, die bekend met de toestanden bij de vereeniging, niet zal nalaten, door het verleenen van dezelfde faciliteiten, leden te lokken. Zal de kameraadschap tegen die proef bestand zijn, of liever nog, mag het werkelijk kameraadschap heeten, wanneer iedereen te veel betaalt, zonder dat een der kameraden er voordeel yan heeft. Dat die proef moet volgen wanneer men de vereeniging op den bestaanden voet bestendigt, wordt duidelijk aangetoond door de vol gende berekeningen. Ik spreek natuurlijk niet over den tegenwoordigen toestand der vereeniging, nu het bedrag der contributiën nog niet normaal is, doch onderstel dat de vereeniging geheel normaal werkt. Daar voor elk lid, dat sterft f 1000. - moet worden uitgekeerd, er geen kapitaal aanwezig is, waarvan rente wordt gekweekt, en alle leden eenmaal moeten sterven, zoo volgt hieruit, dat door ieder deelgenoot, ook gemiddeld f 1000. benevens het aandeel in de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 377