930 mindere militairen bijzonder op prijs gesteld worden, het komt mij voor, dat in de offieieele omschrijving van het, feit zooals deze in het betrekkelijk besluit wordt aangetroffen, een belangrijke verbetering zou kunnen worden gebracht. Wat zijn toch de woorden „ter zake van zijn gedrag bij het vuurgevecht bij het blokhuis Sabang op 4 Mei 1892" weinig zeggend, wat geven zij een onvolkomen beeld van de handelino- van genoemden onderofficier, wat kunnen zij op deze wijze weinig prikkelen tot navolging, weinig strekken tot aankweeking van krijgsmansdeugden. Wie zou uit de bewoordingen van het offieieele bericht ook maar in de verste verte kunnen bevroeden, dat de sergeant Ligthart zijne Willemsorde op de volgende wijze verdiend heeft: Bij gelegenheid, dat van uit ons blokhuis Sabang op den vijand gevuurd werd en ook de mortier een woordje medesprak, ontwaarde genoemd onderofficier dat, bij het aftrekken, het kopgezwindpijpje niet de kardoes, maar wel de buis had doen ontbranden en dat daardoor ernstig gevaar tot ongelukken voor onze bezetting was ontstaan. Met de meeste kalmte beduidde hij den omstanders en ook de bediening van den mortier, om zich zoo spoedig mogelijk te dekken of in veiligheid te stellen en lichtte hij daarop bedoeld vuurmoudje van achteren zoodanig, dat de granaat met brandende buis er uit rolde en met de handen kon worden aangevat. Dit te doen, haar op te vatten en over de palissadeering heen zoover mogelijk weg te slingeren, was het werk van een oogenblik en het middel, om ernstige onheilen re voorkomen. Ziedaar de eenvoudige, onopgesmukte lezing van het gebeurde, ziedaar echter tevens een daad, die van zeer grooten, kalmeu moed getuigt en dan ook verdient alom bekend te worden. Staat in de Javasche Oourant bij deze gelegenheid nog vermeld waar en op welken datum de onderscheiding verdiend is, dikwijls wordt men ook omtrent deze punten in 't onzekere gelaten. Zoo bijv. vermeldt het offieieele blad van 28 April 1891, N°. 34^ Koninklijke onderscheidingen te beurt gevallen aan eenige officieren en minderen „ter zake hunner verrichtingen bij ontmoetingen met den vijand in Atjeh in 1890", terwijl de dagorder N». 9 van 1891 dezelfde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 381