"V -A_ lEi I -A__ Y Eerbewijzen bij parades. Bij de parades komt het bijna iedere maal uit, dat de daaromtrent geldende voorschriften in de Compagnies- en Bataljonsschool of niet geheel volledig zijn dan wel tot verschillende opvattingen aanleiding geven, zoodat men door de onderscheidene korpscommandanten in kleinig heden niet op dezelfde wijze ziet handelen. Dit slaat vooral op de quaestie van het salueeren van de autoriteit, voor wie gedefileerd wordt. De bataljonsschool zegt daaromtrent, dat na het verrichten van het eerbewijs (dat wil zeggen het eerbewijs, dat de korpscommandant aan het hoofd van zijn defileerend bataljon doet) de B. C. zich rechts naast den persoon voor wien gedefileerd wordt, begeeft en na afloop van het defileeren naar zijne plaats terugkeert. Nu zijn er korpscommandanten, die bij aankomst en vertrek het saluut met de sabel verrichten, anderen weer, die het bij een van beide gelegen heden doen en enkelen ook, die het geheel achterwege laten. Dit laatste kan zeker niet de bedoeling zijn, want in de 2e alinea van 86 van de compaguiesschool staat voorgeschreven, dat zoodra de ach terste sectie voorbij is, de C. C. front maakt naar den persoon voor wien gedefileerd is, het eerbewijs verricht en naar zijne compagnie terugkeert. Aangezien deze bepaling blijkens de 79 en 80 van de bataljons school ook doorgaat, wanneer een bataljon defileert, zoo moet in elk geval door den B.C. bij zijn vertrek het saluut gebracht worden en wel in 't geval dat zijne Excellentie de Gouverneur-Generaal de parade bij woont, aan die autoriteit. Ook dit werd bij de revue van 31 Augustus niet eenstemmig opgevat. Voorts heeft deze plechtigheid bewezen, dat het verrichten van hand grepen in den versnelden pas niet goed gaat en met het oog op de tijd maat van den pas niet goed kan gaan. Het 4e artikel van de 2e afdeeliug R. S. spreekt niet van handgrepen anders dan in den gewonen pas en hoewel niet kan beweerd wordem

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 386