942 eenvoudig als die, welke thans voor breedteafwijkingen gelden en het is volstrekt niet onmogelijk, dat men ze nog meer vereenvoudigen kan. Uit dit oogpunt beschouwd kan er dus allerminst bezwaar bestaan voor beiderlei afwijkingen dezelfde correctieregels aan te nemenbet verdient zelfs dringend aanbeveling. Het tweede bezwaar is van ernstiger aard, doch het dient bewezen te worden, als men bet in werkelijkheid als steekhoudend wil doen doorgaan. Wij zullen in het navolgende onderzoeken, in hoeverre het als gegrond mag worden beschouwd. Hierbij zullen wij aannemen, dat men over een toestel beschikt, dat zonder één seconde tijdverlies de grootte der breedteafwijkingen, absoluut wiskundig zuiver leert kennen, zoodat men ons bezwaarlijk zal kunnen verwijten, dat wij voor de thans gebruikelijke methode eene nadeelige veronderstelling hebben gemaakt. Veronderstellen wij alzoo, dat men n schoten heeft gedaan, dat men de afwijkingen absoluut nauwkeurig heeft opgenomen, en dat men dus de plaats van het gemiddeld trefpunt met wiskunstige zekerheid kent. Bij een oneindig aantal schoten zal men echter in het algemeen een ander, namelijk het ware gemiddelde trefpunt verkrijgen, dat op een bepaalden afstand van het eerste verwijderd is. De vraag is nu hoe groot is de kans, dat die afstand niet grooter is dan een bepaald bedrag Om deze vraag te beantwoorden merken wij op, dat blijkens de theorie der fouten de middelbare fout op het rekenkundig gemiddelde omgekeerd evenredig is met den vierkantswortel uit het aantal metingen; dat men alzoo het rekenkundig gemiddelde mag en moet beschouwen als de uitkomst eener meting, die yn maal nauwkeuriger is geschied dan de enkele meting, zoo namelijk 'het aantal metingen n bedraagt. De parallelle afwijking van n schoten moet derhalve beschouwd worden, als de afwijking van één schot uit een vuurmond, waarbij de spreiding yn maal kleiner is. Met de tabel der waarschijn lijkheidsfactoren kan men nu in ieder voorkomend geval de hierboven gestelde vraag beantwoorden. Zij b. v. n 100, S50 1 M. en zij dan gevraagd hoe groot de kans is, dat het ware gemiddelde trefpunt niet verder dan 1 cM. van het doel ligt, indien de parallelle afwijking van die 100 schoten ten opzichte daarvan gelijk nul is bevonden. Men moet nu de parallelle afwijking dier 100 schoten beschouwen als die van O O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 393