945
W
p is hier de helft der kans om in een strook van 0.2 M. breedte
te treffen, als het gemiddeld trefpunt in het midden dier strook ligt,
en, gelijk met behulp van de tabel der waarscbijnlijkheidsfactoren
valt uit te rekenen 0.05363 (1).
Substitueeren we nu in de gevonden formule voor x eerst 0.55363
en daarna 0.44637, dan komt er 0.2306, d.i. 23,06 of ongeveer
minder dan bij volkomen nauwkeurige waarneming der zijdeling-
sche afwijkingen.
Wij hebben met voordacht voor n eenmaal een groot en eenmaal
een klein getal genomen om te doen zien, dat het verschil der
uitkomsten daarvan weinig afhankelijk is. In beide gevallen blijkt,
dat de volkomen nauwkeurige meting der zjjdelingsche afwijkingen
iets nauwkeuriger resultaten geeft, maar veel minder dan men a
priori verwachten zoudat de meerdere nauwkeurigheid der eerste
methode althans niet van dien aard is, dat deze per sé de voorkeur
verdient, indien practische bezwaren haar minder wenschelijk mochten
maken.
En nu de practijk.
Iedereen die meermalen de practische oefeningen heeft medege
maakt, weet hoe enorm de schattingen der breedteafwijkingen bij
verschillende officieren dikwijls uiteenloopen. Vooral dan, wanneer
de afwijkingen klein zijn, b. v. minder dan 0.5 M. is het bijna
ondoenlijk de afwijkingen zonder betrekkelijk groote fouten te schat
ten, en die fouten doen zich dadelijk bij het aanbrengen der cor-
rectiën gevoelen. Het moge waar zijn, dat zij, wier dagelijksch
werk het is om te schieten, daarin langzamerhand eene zekere vaar
digheid verkrijgenhet is niet minder waar, dat het meerendeel der
officieren, waartoe wij gaarne ons zelf rekenen, die vaardigheid niet,
althans niet in voldoende mate bezit. Van daar dan ook dat on-
x i+p
J+P x i-p
(35 84x 70x3 20x3)x' x=.(+p
140
J p x 1 (35 84 x+70 x 2 20 x3) x 4
I X (35 84 x ■+- 70 x 20 x 3)
x= J—p
x 0
(1) Om geen afbreuk te doen aan de nauwkeurigheid, zijn de hier gegeven getallen
niet met behulp van de gebruikelijke tabel der waarschijnlijkheidsfactoren, maar
met de tafel der 0 functie berekend.