954 bereiken. Hij zag echter van dit plan af en vluchtte den 19™ naar men zegt met nog slechts 50 man naar de Redjang. Tot geruststelling der handelaren werd nu een benting te Moeara- Bliti opgericht. Ook in het district Semindo' in de boven Euim waren nog teekenen van verzet tegen ons bestuur waar te nemen, waaraan men besloot een einde te maken. Daartoe vertrok den 16en September de 3e compagnie van het 5e bataljon onder de orders van kapitein E. W. Meijer en werd den 20™ d. a. v. na een hoogst moeielijken marsch Poeloe Pangoeng, hoofddoeson vau Semindo, bereikt. Den 21en rukte de colonne verder, bereikte eenige verhakkingen, die genomen en opgeruimd werden en veroverde om 8 ure een groote benting, die boven op een steile en steenachtige helling gelegen was. Daarna werd de tocht vervolgd, de Soengei Soeban overgetrokken, eenige versterkingen genomen, de onwillige doesons vernield en daarna naar Lahat teruggekeerd. Het klimaat van de landstreek waarin men geageerd had, was zoo koud, dat men het er nauwelijks had kunnen uithoudende hoogte werd 1000 M. boven de zee geschat. Men had dan ook door vermoeienissen en ontbering vele zieken, van welke verscheidenen o. a. ook kapitein Meijer, overleden. Bij besluit van 15 December 1852, N°. 42 werd de overste de Brauw tot kolonel bevorderd en in zijn betrekking te Palembang gehandhaafd. In 1853 werd eindelijk overgegaan tot het tuchtigen van het grensdistrict Makakau, dat niet te bewegen was de bestuursvoor- schriften op te volgen. Daartoe embarkeerden den 4™ Augustus te Palembang de 3e comp. 5e bat. met 14 man van het garnizoensbataljon onder bevel van kapitein Collard, 25 onderofficieren en manschappen, vier artilleristen en een handmortier onder mijne orders en de officier van gezondheid de Leeuw met de noodige ambulance. Van af Palembang tot aan Moeara-Doea werd, gedurende den tocht over de rivier, de expeditionnaire colonne overal met de meeste bewijzen van hartelijkheid en goede gezindheid door de bevolking

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 405