Ö5f
naar Bringia Poetlh. Ten 3f uur bevond de colonne zich, na een
allerinspannendsten tocht stroomopwaarts door de bedding van een
riviertje, voor bedoelde doeson, die de witte vlag had uitgestoken
en waaruit vrouwen en kinderen ons tegemoet kwamen.
We brachten nu hier een rustigen nacht door en gingen den 29en
Augustus vroegtijdig op marsch, om ten 1^ uur Poeloe Bringin weer te
bereiken. De tocht was buitengewoon zwaar geweest, doch de
vijand had daaruit de zekerheid verkregen, dat geen terrein voor
onze troepen onbereikbaar was. De gevolgen bleven niet uit; den
31e" kwamen alle doesons op drie na in onderwerping, terwijl den
pn, 2en en 3en September de rest volgde, zoodat alleen de bevolking
van het door ons bezette Poeloe Bringin in verzet bleef.
Kolonel de Brauw besloot nu naar Moeara-Doea terug te keeren; vóór
dien tijd echter werd het 120 fraaie huizen tellende Poeloe Bringin,
zoomede alle woningen in den omtrek, verbrand en de ladangs vernield.
Bij den terugmarsch werd de onder mijne orders staande achter
hoede doorloopend vervolgd en beschoten, doch door de groote af
standen zonder eenig onheil aan te richten.
Den 7en September ten 91/2 uur waren wij weder te Moeara-Doea
terug.
Daar aangekomen vaardigde de kolonel de volgende dagorder uit:
Dagorder. Moeara-Doea, 7 September 1853.
Het is mij een aangename taak om langs dezen weg openlijk mijne
tevredenheid te kunnen betuigen aan de officieren, onderofficieren en man
schappen, uitgemaakt hebbende de expeditie tegen de Makakau, voor de
goede diensten daarbij door U bewezen.
Het is waar, dat geen bloedige gevechten ons de overwinning hebben moeten
helpen bevechten, doch ook dit is aan u en uwe kameraden te wijten, het komt
omdat de vijand in de laatste tijden zeer aanhoudend en zoo dikwijls de neder
laag heeft geleden, dat het schitteren van de punten uwer bajonetten thans
reeds genoeg is, om hem zijn heil in een schandelijke vlucht te doen zoeken.
Intusschen hebben de waarlijk buitengewone vermoeienissen bij dezen
tocht met vroolijken moed doorgestaan, ook hare waarde; zij leverenden
waarborg, wat men van u, ook in de moeielijkste omstandigheden, voor
het behoud van de rust in dit gewest kan verwachter.'.
Be KolonelMilitaire Kommandant van Palembang,
C. A. de Brauw.
Dl. II, 1892. 62