962 De volgende dagen liet ik de geheele doeson Pau afbreken, wallen en versterkingen slechten, de huizen tegen den grond halen en de bewoners zich in naburige dorpen vestigen. Na den 30en April werd geen vijand meer op ons grondgebied gevonden en den 10en Mei waren alle troepen te Moeara-Doea terug. Ik ontving intusschen de volgende: Dagorder. Tebing-Tinögi, Lintakg-Kiri 7 Mei 1854. Ingevolge bekomen berichten is op den 25en April j. 1. de doeson Pau, gelegen in de Marga Hadji, divisie Komering-Oeloe, door een detachement troepen en Pradjoerits, onder de orders van den len luit. J. C. W. Prager, na een hardnekkigen tegenstand der muitelingen, stormenderhand ver- meesterd. Dit wapenfeit kost ons drie dooden en vijftien gewonden. De ondergeteekende gevoelt zich de aangename verplichting opgelegd, om zijne bijzondere tevredenheid aan de officieren, troepen en Pradjoerits, uit gemaakt hebbende bovengemeld detachement, over hun gehouden, dapper gedrag te kennen te geven, zullende Hij niet in gebreke blijven om ben, die meer bijzonder hebben uitgemunt, aan het Militair Departement te signaleeren. Deze dagorder zal op één appel worden voorgelezen. De kolonelmilt. Kommandant van Palembang C. A. de Brauw. Inmiddels had de kolonel het noodig geoordeeld, om aan de bevolking van de Marga-Hadjie, wegens het deelnemen aan den jongsten opstand, een bestraffing in den vorm van een geldboete op te leggen en in verband daarmede de mobiele colonne, onder mijn bevel, naar Koeripan te verplaatseu. Ingevolge den daartoe bekomen last vertrok mijn detachement, wegens gebrek aan koelies, in drie gedeelten derwaarts _en was het den 27en Juni op laatstgenoemde plaats vereenigd. De bevolking had voor een kampement gezorgd, dat gelegen was buiten de doeson aan de overzijde van de rivier en voor de officieren uit eeu planken woning, voor de minderen uit een bamboezen kazerne met palissadeering bestond. Gelukkig echter bleef de toestand volkomen rustig; reeds den lon Juli was de aan de höofden en bevolking opgelegde boete door de geheele Marga voldaan en kon de zaak als geëindigd worden beschouwd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 413