963 Ik kreeg dan ook den 9en Juni een brief van den Kolonel, mili tairen kommandant van Palembang, waatiu mij werd medegedeeld, dat ik, onder dankbetuiging voor de goede regeling der zaken wegens afloop van den opstand, van mijn commando werd ontheven, dit aan den luitenant van Stuwe kon opdragen en den 10en naar Palembang mocht terugkeeren. Ook deze maal echter duurde mijn rust niet lang, want den 15en Augustus kreeg ik alweder den last om met 30 man de Moesi op te varen tot Moeara-Roepit, gelegen aan de rivier Rawas, alwaar eenige kwaadwilligen uit het grensdistrict Djambi het plan zouden hebben onrust te stoken, de doeson af te loopen en onze redoute, die men juist bezig was te vernieuwen, te overrompelen. Yan uit Tebing-Tinggi zouden mede troepen ter versterking gezon den en het geheel onder mijne orders geplaatst worden. Nadat ik den 27en te Moeara-Roepit was aangekomen, liet echter de vijand niets verders van zich hooren, zoodat ik in 't laatst van September weder naar de hoofdplaats werd teruggeroepen. In den loop van 1855 naar Tebing-Tinggi overgeplaatst, verbleef ik daar slechts kort, aangezien ik bij besluit van 31 October van dat jaar, N°. 3 tot kapitein bevorderd en naar het 8e bataillon over geplaatst werd. In Februari 1856 scheepte ik mij daarop te Palembang op een Arabisch vaartuig voor Java in, bij mijn vertrek van de hoofdplaats uitgeleide gedaan door alle officieren, ambtenaren en Inlandsche hoofden en zoodoende een episode uit mijn militaire loopbaan afslui tende, zoo woelig en zoo vol afwisseling, als aan slechts weinige officieren te beurt valt. J. C. W. Prager. Naschrift van de Redactie. De kapitein Prager, die in de door hem beschreven oorlogsjaren in Palembang zich een zeer grooten naam heeft verworven, werd bij Zr. Ms. besluit van 15 December 1852, N°. 42 benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde der 4e klasse, ter zake van zijn gedrag bij de krijgsverrichtingen in het Palembangsche in 1851 en 52, terwijl

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 414