997 -- een. Uit de figuur blijkt nu terstond, dat het voordeel aan de zijde van de richting op den voet is, want bij 's vijands nadering van af 300 M dalen de vizierlijnen en daarmede de kogelbanen van den voetrichter meer dan die des anderen, terwijl bij 's vijands verwijdering juist omgekeerd de vizierlijnen en banen van eerstgenoemden in sterker mate klimmen. Evenwel en hiermede ga ik den der richtiug op den voet door mij zelf toegezwaaiden lof voor een deel van zijne waarde berooven het voordeel is voor de kleine afstanden van bijna geen beteekenis, omdat op die afstanden alle banen geheel bestreken zijn, namelijk voor den in beweging zijnden, dus opgerichten vijand, die hier ondersteld wordt. Bovendien is ook op de grootere afstanden, zooals uit de figuur blijkt, het voordeel niet zoo bijster groot. Wel is waar, is de baan van 350 M. bij de richting op den voet over den geheelen afstand bestrijkend voor opgericht voetvolk en de baan van 300 M. bij de richting op 0.78 M. boven den grond slechts van O tot 85 M. en van 225 M. tot aan haar einde, doch het zou verkeerd zijn, om daaruit de gevolgtrekking te maken, dat de voetrichter binnen 350 M. tegen over aanvallende infanterie aan één vizier, dat van 350 M., genoeg heeft. Immers mag de aanvaller over zulk een grooten afstand niet ondersteld worden voortdurend in beweging te zijn; de kracht zijns aanvals schuilt vooral in het vuur, waarmede hij bij tusschenpoozen zijn tegenstander overstelpt; hij moet dus meermalen zijne beweging afbreken, om te kunnen vuren, en neemt dan eene verkleinde (meestal knielende) houding aan, zoo mogelijk nog gedekt achter terreinhin dernissen. Indien zijn tegenstander nu het vizier van 350 M. behoudt, zal diens vuur juist in de gewichtigste oogenblikken, namelijk als het er op aankomt, den vurenden aanvaller te schokken, over het doel heengaan. De volkomen-bestrekenheid der baan van 350 M. bij de richting op den voet heeft dus volstrekt geen waardeop 250 M. heeft die baan eene vluchthoogte van 1.26 M. en is zij daar dus niet meer geschikt tegenover een aanvaller, die op dien afstand zijne beweging onderbroken heeft om in knielende houding vuur te geven. Daarom is in de figuur de vergelijking niet verder dan tot 250 M. voortgezet. Alzoo ik herhaal is het hier besproken voordeel van de richting op den voet niet zoo bijster groot.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 448