999 zijn, die bij de vaststelling van tactische vormen voor den huidigen tijd stem zoude verleenen aan de ondervinding uit den tijd van den primitieven tromplader, toen de bajonetaanval gesloten op twee gelederen in den pas, guide rechts, kon geschieden? Immers neen?! Evenmin mag men onze tegenwoordige vuurtactiek regelen naar de handelingen van den Inlandschen vijand, dien wij te bestrijden had den toen onze infanterie nog niet bewapend was met het achterlaad- geweer en voor den aanval op onze troepen veel minder moed ver- eischt werd dan thans. Het is dus niet zoo zonder grond, dat zij, die onze schietoplei- ding ter sprake brengen, slechts te rade gaan met de rijke krijgs- ondervinding uit den Atjeh-oorlog. De voorbeelden, die de Majoor Rink bedoelt, zeer enkele mis schien uitgezonderd, kunnen overigens in de quaestie richting op den voet of op het midden, zooals die quaestie hierboven is toegelicht, niet van invloed zijn. De aanvallen van den Inlandschen vijand hebben slechts het handgemeen ten doel; het is hem niet te doen om gedurende zijne nadering onze troepen op Europeesche wijze door vuur te schokken en zoodoende den stormaanval voor te bereiden; hij weet zeer goed, dat zijne vuurwapens bij de onze verre ten achter staan en is zich ook zijne minderheid in het gebruik er van volkomen bewust; hij ziet te recht in, dat hij bij een vuurgevecht, vooral in het open veld, slechts verliezen kan. De beroemde terugtocht van den overste Vermeulen Krieger levert wel het beste bewijs, dat de Inlander weinig geneigd is tot den aanval over open terrein. Aan het ontzag voor ons vuur alleen was het te dauken, dat de dappere, overmoedige Padries er niet in hebben kunnen slagen om ons ellendig, uitgeput troepje op dien langdurigen tocht met het blanke wapen tot den laatsten man te vernietigen. Iu het handgemeen voelt de Inlander zich sterk; zijne vaardigheid in het gebruik van het blanke wapen en zijne groote bewegelijkheid komen hem daarbij uitmuntend te stade. Hij zal dan ook nimmer dralen, om als hij de kans schoon ziet en het hem niet aan moed ontbreekt, onze troepen plotseling, d. w. z., als ons vuur hem niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 450