1004 Het is duidelijk, dat uit de voorgaande beschrijvingen geene ge volgtrekkingen te maken zijn voor de toepassing van het infanterie- vuur in den tegenwoordigen tijd. Dezelfde opmerking kan ook ge maakt worden ten aanzien van den Java-oorlog (1825—30), waarin onze troepen herhaaldelijk en van dien met de Padries (1821—37), waarin zij enkele malen in het open veld werden aangevallen ook in de verha len van deze oorlogen zijn over het algemeen geene afstanden vermeld. Zien wij thans wat de Atjeh-oorlog ons leert. Hoe onverschrokken de Atjeher den strijd gevoerd heeft, in het open veld heeft hij ons slechts zelden aangevallenin het begin van den oorlog kwam dit eene enkele maal voor, toen hij nog niet bekend was met de kracht van ons achterlaadgeweer, doch steeds hadden zijne aanvallen uitsluitend het handgemeen ten doel, zoodat zij van zelf met plaats hadden over groote afstanden over welke de kogelbaan van ons geweer voor aanvallend, dus opgericht voetvolk, niet volkomen bestreken is. Immers het zou dwaasheid zijn om dergelijke zuivere stormaan vallen te ondernemen over zulke groote afstanden, waarbij de aanvaller buiten adem zoude zijn juist op het oogenblik als van zijne kracht en vlugheid en vau zijne vaardigheid in het gebruik van het blanke wapen zooveel gevergd wordt, en waarbij hij ook aan de uitwerking van des tegenstanders vuur zoolang mogelijk is blootgesteld. De Majoor Rink noeme slechts de voorbeelden uit den Atjeh-oorlog, die hij op het oog heeft; alsdan kan de quaestie gemakkelijk tot eene oplossing worden gebracht. De voornaamste voorbeelden van Atjehsche aanvallen zijn: le. Stormaanval van een 400 tal Atjehers op 8 April 1873 op de beide compagnieën, die dien dag het eerst geland warenafstand niet vermeld (Kielstra „Beschrijving van den Atjeh-oorlog" le deel blz. 97). 2e. Uitval uit Kota Mogat op het strand op denzelfden dagaf stand niet vermeld, doch kleiner dan 150 M. (blz. 100). 8®. Flankaanval uit de Missigit op 12 April 1873afstand 150 M. (blz. 125). 4e. Aanval der Pedireezen op eene terugtrekkende colonne mariniers op 31 December 1873; afstand niet vermeld (blz. 287). 5e. Op blz. 189 van Kielstra's 2e deel komt voor, dat bij Kota

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 455