1005
Alam de vijandelijke benden tot op 200 passen 130 Mnaderden
en in weerwil van ons kartets- en geweervuur stand hielden tot 9
uur v. m., toen gezegd kon worden, dat de aanval (P) was afgeslagen.
6e. Poging tot een aanval op het bivouak in Samalangan op 11
Augustus 1877, den dag na de bekende noodlottige nachtelijke over
valling; men liet de aanvallers naderen tot 400 pas 250 M.),
van waar zij met een paar salvo's verdreven werden (3e deel blz. 85).
7e. Stormaanval van een 40 tal Atjehers op onze versterking te
Roemah Sentot op 26 Augustus 1877 afstand niet vermeld (blz. 113).
Ziedaar alles.
En nu nog enkele aanhalingen uit verschillende schrijvers over de
vechtwijze van den Inlandsehen vijand
In „Oost-Indische oorlogen" van Vermeulen Krieger (1829) komt
in het hoofdstuk „Wijze van oorlogen bij de meeste Oost-Indische
volkeren" op blz. 12 voor:
-maar zeldzaam kunnen zij zich langer dan drie a vier
„dagen, wegens gebrek aan voedsel, in dezelfde omstreken of schuil
plaatsen blijven nestelen, en uit dien hoofde zwerven zij alweder eenen
„tijd lang van de eene wijkplaats naar de andere rond, zonder echter
„hunnen vijand te durven afwachten en nog veel minder aan te vallen
„zich daarbij alleen bezig houdende met de hen achtervolgende en op
doekende troepen, door allerhande listige hinderlagen te benadeelen, af
„te matten en teleur te stellen".
In de „Handleiding tot de kennis der velddienst en vechtwijze van
„het Nederlandsch Oost-Indisch leger tegen Inlandsche vijanden door
„W. A- van Rees 1859 is opgeteekend (blz. 7 en 8):
„De vijandelijke legerhoofden kennen of ondervinden al spoedig hunne
minderheid in het open veld tegenover eene Europeesche macht of tegen-
„over troepen door Europeanen aangevoerd; zij weten de voordeelen te
„waardeeren, die het land voor hen, inboorlingen, oplevert; evenals van
„den bodem trekken zij partij van het klimaatGebrek aan
„vertrouwen in eigene krachten doen hen om die reden eene langzame
„slooping en vertering onzer afdeelingen door marschen verkiezen boven
„het gevecht; willen zij nog aanvallend handelendan zal het oogenblik
„genomen worden na den marsch bij aankomst op het bivouak, wanneer
„de strijdvaardigheid het minste, de behoefte naar rust het grootste is".
Overvalling dus.
Dl. II, 1892. 65