1006 In „Bijdrage tot de kennis der oorlogvoering in do Nederlandsche „Oost-Indische gewesten door P. M. La Gordt Dillié, 1863" leest men blz. 54: tüe door de Sumatranen" (dit ziet voornamelijk op den Padrie-oorlog, door den Majoor Rink ook als voorbeeld aangehaald) „in het open veld „geleverde gevechten zijn echter uitzonderingen op hunne gewone strijd wijzeen niet genoegzaamom daaruit regels daarvoor af te leidendaar de hoofdgevechten door hen alle van achter hunne stellingen of verster kingen of in versterkte kampongs zijn geleverd gewordenwaarvan de „gevechten bij Marapalm, Rau, Dalo-Dalo, Bondjol en andere ten bewijze „strekken". Enz. Over de Balineezen zegt de schrijver op blz. 55 „Men heeft hen in den oorlog tegen ons den verdedigenden strijd van „achter hunne stellingen en sterkten boven dien in het open veld zien „kiezen, waarvan hunne verdediging van Beliling in 1846, die van Pja- „garaga in 1848 en 1849, alsmede die van Ampat Lawas op den 24en Mei „en den 10en Juni 1849 ten bewijze strekken; kunnende de door hen bij „sommige gelegenheden gedane uitvallen en de nachtelijke aanval te „Kasoemba als uitzonderingen worden beschouwd", blz. 57: „Ofschoon alle bovengenoemde volken" (Javanen, Sumatranen, Maleijers, Chineezen van Banka en Borneo, Balineezen, Makassaren en Boegineezon, Borneezen, Timoreezen, Daijakkers, Alfoeren) „met uitzondering van den „Javaan, den strijd in het open veld zooveel mogelijk vermijdenzoo zijn „zij over het algemeen geneigd tot overvallingen en overrompelingen onzer „sterkten en posten en hebben zelfs nu en dan nachtelijke overvallingen „ondernomen". Ik meen nu, na het oordeel van verschillende schrijvers over de Inlandsche vechtwijze te hebben medegedeeld, te mogen vragen of de Majoor Rink op blz. 40 van „Het bundelvuur" gerechtigd was, om mij te beschuldigen van onkunde van onze krijgsgeschiedenis, omdat ik de meening ben toegedaan, dat de Inlandsche vijand, uitzonderingen daargelatenons bestrijdt met behulp van de passieve verdediging, enz.? "Was de toestand, als uit deze citaten is op te maken, in den tijd toen onze infanterie met den langzame» tromplader gewapend was reeds zoo, hoe is het dan wel na de invoering van het achterlaad- geweer geworden? De Atjeh-oorlog geeft daarop het antwoord. De Generaal Yan Swieten zegt op blz. 245 van „De waarheid over

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 457