1007 - onze vestiging in Atjeh": „Het was niet de eerste maal, dat bij de „soldaten angst voor de klewangaanvallen der Atjehers werd waar genomen. Deze zijn ook wel geschikt om ontzag in te boezemen, „want ze geschieden zoo onverhoeds en vlugdat de aangevallene soms geen tijd heeft om zich te weer te stellenJuist! de aanvallen hebben slechts het handgemeen ten doel; dit te verkrijgen zoo vlug en onverhoeds, als mogelijk is, is een hoogst natuurlijk streven; alzoo geene aanvallen over groote afstanden op open terrein. Op blz. 406 zegt de Generaal, dat de defensieve kracht des vijauds ontegenzeggelijk groot was en ons tot groote voorzichtigheid moest nopen, maar dat zijne agressieve krachten gering waren en voor de veiligheid onzer vestiging geen ernstige gevaren kouden hebben, en op blz. 435 wordt gewezen op de geringe beteekenis van de Atjehers als aanvallers op groote schaal. Waar de Majoor Rink den Atjeh-oorlog noemt als voorbeeld, dat de Inlandsche vijand wel degelijk aanvallend in het open veld te<*en onze troepen optreedt, wijst hij vooral op het begin van dien krijg, op de le en 2e expeditie. Welnu, het is niet onaardig om eens te zien, welke uitwerking de Arjeher in dien tijd met zijne oorlogvoering verkregen heeft. Uit het artikel „De verliezen van „het Indisch leger in en door den oorlog tegen Atjeh" voorkomende op de blz. 76 en vlg. van het Indisch Militair Tijdschrift, eerste halfjaar 1878, blijkt, dat van de verwondingen, die bij onze troepen macht in het tijdperk van April 1873 tot Juli 1877 voorkwamen, 90.12% was toegebracht door schoten en slechts 6.41 °/0 met het blanke wapen. Bij den eersten oogopslag doen deze cijfers ons ver baasd staan, te meer, als men bedenkt, dat de vuurwapens der Atjehers vooral in den eersten tijd van den oorlog zeer primitief waren en de klewang ontegenzeggelijk 's vijands hoofdwapen is. Bij eeuig nadenken echter vindt men de geconstateerde verhouding zeer natuurlijk. Voor verreweg het grootste deel bestaat onze oorlogvoering uit het dekken van vivres-, munitie- en andere transporten, van terreinopuemiugen, wegenaanleg, opruiming van gezichtsbelemmering en andere terrein hindernissen, uit het oprichten van versterkingen en het verdedigen daarvan, uit het maken van verbindingspatrouilles en uit meer derge lijke handelingen. De eigenlijke vermeestering van het vijaudelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 458