1018
Het antwoord hierop moet ontkennend luiden, want men heeft hier
te doen met officiersbenoemingen, die wettig en permanent staan
voorgeschreven. Welnu, als er geen bezwaar kan te berde gebracht
worden tegen het aanstellen tot 2en luitenant-magazijnmeester zonder
eenig examen van oud-gediende, goed aangeschreven onderofficieren
der artillerie en genie, dan kan dit zeker ook niet wordeu aangevoerd
tegen een dergelijke benoeming van den kapelmeester der Bataviasche
stafmuziek.
Dat trouwens de officieren van den magazijnsdienst geen reden van
klagen geven, ja, daarentegen blijkbaar zelfs zeer nuttige diensten
bewijzen, kan o. a. opgemaakt worden uit het mij dezer dagen verhaalde
feit, dat in navolging van de artillerie en de genie, ook de militaire
administratie een dergelijk afzonderlijk korps officieren wil gaan
indiensts tellen.
Ik acht mij natuurlijk niet bevoegd, om over het al dan niet nuttige
en wenschelijke van dezen maatregel een oordeel uit te spreken, doch
wil er alleen op wijzen, dat de recruteering van het korps magazijn
meesters iu de practijk zoo goed voldoet, dat men er geen bezwaar in
ziet, om ook bij andere wapens en diensten dien weg in te slaan.
Is mijn zegsman goed ingelicht, dan zal dus spoedig het oogenblik zijn
aangebroken, dat ook bij den dienst der militaire administratie eenige
verdienstelijke onderofficieren, in hoedanigheid echter zeker niet boven
den kapelmeester der stafmuziek staande, in den officiersrang zullen
wordeu opgenomen.
Als ik dat alles overweeg, dan kan ik waarlijk niet begrijpen, dat
men halstarrig volhardt in het besluit, om den Bataviaschen artist
adjudant-onderofficier te doen blijven.
Natuurlijk zou er op dit oogenblik van eene benoeming nog geen
sprake kunnen zijn; de heer van Dam is nog veel te kort in Indië om
reeds op zulk een gunst aanspraak te mogen en misschien ook te
willen maken.
Hoewel hij zich reeds ieders sympathie heeft verworven, zoo moet
hij nog toonen wie hij is, hij moet zijnen chefs de gelegenheid geven
om hem gedurende één a twee jaren nauwgezet te observeeren, zijn doen
en laten na te gaan, zijn karakter te leeren kennen, in 't kort al die
gegevens te verzamelen, die ter beoordeeling zijner geschiktheid voor