1019 den officiersrang kunnen dienen. Tegelijkertijd moeten er in Nederland door tusschenkomst van het Departement van Oorlog uitvoerige inlich tingen worden ingewonnen, evenals dat geschiedt omtrent anderen, die hier in Indië officiersexamen wenschen af te leggen en zoo al die stappen tot bevredigende resultaten leiden en bovendien blijkt, dat de stafmuziek zoowel uit een disciplinair als uit een muzikaal oogpunt in goede handen is, dan zou ik de eerste zijn, die legerbestuur en regeering zou willen toeroepenmaakt ten behoeve van van Dam een uitzondering op den regel, waardeert de goede eigenschappen die hij als mensch en als artist in zich vereenigt en bevordert hem bij wijze van gunst tot 2en luitenant. Uit het vorenstaande is voldoende duidelijk op te maken, dat ik van de zaak geen regel zou willen maken, maar haar daarentegen tot de groote uitzonderingen zou wenschen te beperken. De formatie moet dus blijven een adjudant-onderofficier kapelmeester, die alleen bij hooge gunst tot 2en luitenant kan worden bevorderd. Daardoor houdt men het heft in handen en kan men later, als eens een minder gewild persoon aan het hoofd der stafmuziek staat of wel iemand, die, hoewel uitnemend in zijn betrekking voldoende, toch om bijzondere redenen niet voor opname in den officiersstand iu aanmerking kan komen, hem eenvoudigweg adjudant-ouderofficier laten. De benoeming moet dus een geheel persoonlijke zijn en zoodoende een gunst blijven, die men slechts bij hooge uitzondering verleent. Misschien, maar ik kan mij bijna niet voorstellen, dat dit inderdaad juist is, maakt men bezwaren uit een zuinigheidsoogpunt. Waarlijk, dit zou de economie wel een weinigje ver drijven zijn, want, als ik mij niet vergis, staat het vast traktement van den kapel meester boven dat van een 2en, ja ik geloof zelfs van een len luitenant. Dus dat bezwaar kan zich nauwelijks doen gelden, maar zou boven dien nog te vermijden zijn door de bepaling, dat de rang van luitenant slechts titulair geschonken wordt. Ik geloof niet, dat de heer van Dam daartegen eenige bedenking zou kunnen hebben, het zal hem minder om de inkomsten te doen zijn dan wel om bevrijding uit de onaangename positie, waarin hij tengevolge van zijn onderofficiersschap hier in Indië is geraakt. Dus het Gouvernement kan over een kleine twintig jaren alleen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 470