1026
Een volkomen juist volgens art. 66 ingevulde reisaanvrage werd terug
gezonden met verzoek er op te melden, waartoe de reis diende. Ingevolge
dat verzoek werd er op aangeteekend„Op transport". Nog eens kwam
dat stuk terug met verzoek er op te melden, waartoe dat het transport
diende. Ingevolge dit laatste stuk werd bij de eerste aanteekening
gevoegd: „tot overbrenging van een krijgsraadarrestant". Zoo kan men
doorgaan tot in het oneindige, hetgeen dan later ook bleek, toen in een
dergelijk geval al dadelijk de beide laatste aanteekeningen op de reis
aanvrage waren gesteld dit stuk terugkwam met verzoek er nog bij te
voegen of aan dien arrestant al dan niet een bewijs van onvermogen
was afgegeven.
Eigenaardig zou men het geval kunnen noemen, dat in een ander
garnizoen, liefst in dezelfde afdeeling, alle reisaanvragen worden afgege
ven zonder eenige aanteekening en voor zoover ons bekend nog nimmer
zijn terugontvangen.
Dergelijke bijschrijvingen, wij erkennen het gaarne, kunnen haar nut
hebben, doch mogen niet ad libitum worden gevorderd. Men schrijve het
eenvoudig voor, dan zal veel noodelooze correspondentie voorkomen worden.
Bij een marschbon voor een krijgsraadarrestant wordt ook meermalen
de bijschrijving gevorderd of aan den man al dan niet een bewijs van
onvermogen is afgegeven, hetgeen niet voorkomt in art. 50 en ook niet
in model n°. 49 is aangegeven.
Over spoorbons nog het volgende Art. 66 geeft aan, dat de plaatselijke
militaire commandant die bons afgeeft. Wie wordt hier bedoeld? Geeft
de plaatselijke militaire commandant van de plaats waar oorspronkelijk
de reis aanvangt bons voor het geheele traject of geeft die autoriteit
slechts een bon voor den eersten dag, terwijl dan voor den volgenden dag
een bon wordt afgegeven door den militairen commandant van de plaats
waar overnacht wordt? De ondervinding leert dat hieromtrent geen
eenheid van gevoelen bestaat. O. i. behoort de eerste autoriteit alle bons
af te geven, daar men toch niet zal vorderen, dat men 's avonds om
6 uur op een plaats aankomende en den volgenden dag wederom vroeg
moetende vertrekken, nog even den militairen commandant om een reis
aanvrage verzoekt. De commandant van den marcheerenden troep moet
dan gerechtigd zijn, wijzigingen in die bons te brengen naarmate er
personen achterblijven door ziekte als anderszins.
Werkelijk, een herziening van de Reisregelen zou geen luxe zijn, want
het lijkt nu toch ook min of meer op een plakboek.