1029
Mars, Pas in Indië aangekomen, gebruikte ik de roode jood-kwik-zalf,
1 op 4 a 6, gelijk in Nederland algemeen in gebruik is. Bij acute leggers
zou het resultaat nog al meêvallen, maar bij oude harde fibromen, en
ook bij oude harde fibromen die een acute vergrooting hebben ondergaan,
kan men alle jood- en jood-kwik-preparaten gerust achterwege laten. Ik
geloof niet, dat er een krachtiger resolveerend middel bestaat dan deze
sublimaat-zalf. Eerst gebruikte ik ook 1 op 12, toen 1 op 10, nu 1 op
8 en een enkele maal 1 op 5. Bij gebruik 1 op 8, blijven nooit kale
plekken achter, mits het paard belet wordt te schuren of er aan te bijten.
Binnen tegen de borstkas en onder den legger strijk ik olie en was en ik
bind het paard liefst 10 dagen op, en wanneer het niet zoo lang kan
staan (wat bij een Indisch paard, zelfs al is het jong, zeldzaam voorkomt)
althans 5 a 6 dagen.
Men kan gerust zeggen, dat wanneer de zalf versch bereid is en goed
wordt aangewend, een acute legger er door verdwijnt, vele niet al te
groote fibromen ook, en dat zelfs groote, harde, oude fibromen er aan
zienlijk kleiner door worden, waarvan er dan nog, na een tweede en derde
toepassing van het middel, nog weêr eenige verdwijnen.
Nog eens het schermen lij het leger.
Is het schermen een kunst, waarin ieder militair bedreven moot zijn,
in ons Indisch leger is deze stelling dubbel waar. Ons leger toch lijdt
in bijna alle oorlogen tegen Inlandsche volken minder verliezen van het
vijandelijk vuur, dan wel tengevolge van onverhoedsche aanvallen met
het blanke wapen. (1)
Op Atjeh ziet men het verschijnsel, dat onze brave soldaatjes weinig
geven om het schieten des vijands en kalm dit vuur trotseeren; diezelfde
soldaten echter hebben diepen eerbied voor een aanval met het blanke
wapen, (2) zeer velen hebben weinig vertrouwen in de bajonet.
Onwillekeurig rijst de vraag, wat daarvan de oorzaak kan zijn.
De reden ligt m. i. voor de hand.
Het schermen wordt beschouwd als bijzaak; er wordt zeer veel tijd
besteed aan de exercitiën, zelfs bij de veldbataljons wijdt men nog menig
uur aan de beoefening der R. S. ja, men gaat zelfs nog verder en
(1) Eene groote dwaling; zie „de Verliezen van het Indisch Loger", enz. bladz 76
e. v. I. M. T. van 1S78.
(2) Zou die eerbied wel zoo diep zijn.