IS EENE REORGfANISlTIE DER INFANTERIE
THANS GEWENSCHT?
Dit was de vraag, die zich onwillekeurig aan ons opdrong, toen
wij in het afgeloopen jaar uit de kamerverslagen het voor velen mis
schien heuglijke nieuws mochten vernemen, dat aan het departement
van koloniën met kracht werd gewerkt aan eene reorganisatie onzer
infanterie.
De ijver, waarmee men aan den arbeid toog, was zelfs zoo groot,
dat er gelden werden toegestaan om het personeel, dat aan het
werk was, met een ambtenaar te vermeerderen.
Niettegenstaande dien buitengewonen ijver bleef bij ons twijfel
bestaan of het resultaat wel aan de verwachtingen, die sommigen
er van schenen te koesteren, zou kunnen beantwoorden.
Eene reorganisatie onzer infanterie scheen ons niet alleen niet vol
doende, maar scheen ons ook geen stap in de goede richting om de
verouderde machine van onze legerorganisatie weer aan de eischen
van den tegenwoordigen tijd te doen beantwoorden.
Wij noemen de organisatie van ons leger verouderd, omdat zij
berust, zoo men er ten minste nog eenigen grondslag aan wil toe
kennen, op de overblijfselen van een stelsel, ontstaan uit de voorstellen
van den Generaal von Gagern, gedaan bij zijn rapport van 15 Mei 1816,
naar aanleiding van de hem opgedragen militaire zending om een
onderzoek in te stellen omtrent het verdedigingsstelsel van Java en
alles wat daarmee verband hield.
Naar aanleiding van de voorstellen van dien generaal werd bij
Koninklijk besluit van 2 Augustus 1853 Lt. E14. Geheim eene nieuwe
formatie voor het Nederlandsch-Indische leger vastgesteld. Deze
formatie kwam feitelijk nimmer in haar geheel tot stand, niettegen
staande genoemd Koninklijk besluit de bepaling bevatte, dat zij in
een tijdperk van 5 jaar moest zijn ingevoerd.