1057 behoort meer tot het gebied der tactiekeen terrein, waarop wij ons hier niet wenschen te begeven. Wij zullen daarom onze beschou wingen over het indirecte granaatvuur hiermede eindigen, en thans met een enkel woord de methode van het reglement bespreken. De wijze, waarop het reglement de opzethoogte voor het voort gezette vuur bepaalt, is naar onze meening niet geheel van bezwaar ontbloot. Het reglement schrijft namelijk voor, om op de gewone wijze tegen de dekking grens te schieten en daarna de opzethoogte zoodanig te wijzigen, dat het gemiddeld trefpunt uit de dekking in het doel wordt gebracht. Men moet alzoo beginnen met het herhalen van het minschot der nauwe grens. De kans, dat dit schot, wederom vóór zal vallen, is blijkens de formule 3 1 -f- en in twee van de drie gevallen is het alzoo nutteloos verloren. Wij zullen echter aannemen, dat het achter valt. De kans, dat nu het gemiddeld trefpunt in de dek king ligt, of wat op hetzelfde neerkomtna de correctie in het doel, is gelijk W =-^-dx i dx. Herhaalt men daarentegen het plusschot van de nauwe grens, dan is de kans, dat dit schot wederom achter zal vallen eveneens gelijk j. Laat ons aannemen, dat het doel zoover achter de dekking is gelegen, dat bij juiste ligging van het gemiddeld trefpunt, de kans voor een plusschot, gelijk is aan-^-j- p (p een positief getal gelegen tusschen 0 en i dan zal, indien men met g twee plusscho- ten heeft verkregen, de kans, dat het gemiddeld trefpunt, behooreude bij die opzethoogte, in het doel zal liggen, gelijk zijn aan W7 p t P)2 dx (1 4 P 4 P2) dx" Nu leert eene eenvoudige vierkantsvergelijking, dat p slechts grooter behoeft te zijn dan0.21, opdat de waarde van ^(l+4p 4p2) altijd grooter zal zijn, dan j. Deze waarde van p stemt overeen met eene kans voor een plusschot 0.21 =0.71 J 8+23 i ï.i 9 S 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 508