1059
meermalen tot onnoodige correctiën aanleiding geven. Wij zullen dit
in het navolgende toelichten.
Hoewel de wijze, waarop het reglement zich uitdrukt, strikt genomen,
niet volkomen correct is, is toch de bedoeling voldoende duidelijk.
Deze is blijkbaar, dat meu corrigeeren zal, indien men andere verhou
dingen krijgt tusschen het aantal plus- en minschoten, dan bij juiste
ligging van het gemiddeld trefpunt, waarschijnlijk zullen voorkomen.
Dit nu is echter geenszins zoo gemakkelijk te beoordeelen en zonder
langwijlige berekeningen in de meeste gevallen zelfs onmogelijk.
Om een voorbeeld daarvan te geven, zullen wij aannemen, dat het doel
zoover achter de dekking ligt, dat bij juiste ligging van het gemiddeld
trefpunt, de kans voor een plusschot gelijk is aan 0.9. Indien nu de
negen eerste schoten alle achter vallen, moet dan gecorrigeerd worden
of met onveranderde opzethoogte worden doorgevuurd? Het is
onmogelijk eene dergelijke vraag (en dergelijke vragen komen bij het
indirecte vuur onophoudelijk voor) te beantwoorden, zonder tot eene
ingewikkelde berekening zijne toevlucht te nemen. Tracht men haar
door eene zoogenaamde logische redeneering op te lossen, dan zal men
als regel zien, dat men tot geheel verkeerde uitkomsten geraakt. Men
vergete niet, dat men bij dergelijke vraagpunten, tot het gebied der
waarschijnlijkheidsrekening behoorende, niet voorzichtig genoeg kan
zijn, wat aangaat de uitspraken te volgen van het gezond verstand.
Daargelaten nog, dat dit een zeer relatief begrip is, en iedereen gaarne
zijn eigen verstand als gezond beschouwt, hoe krank het overigens
ook moge zijn, kunnen tal van dergelijke vragen eerst worden opgelost
met behulp van ingewikkelde integraal vormen, die veelal niet eens inte-
grabel zijn. Zoo zou men b.v. in het bovenstaande geval allicht redeneeren
„Een tiende van het totale aantal schoten moet vóór vallen, van negen
„schoten dus 0.9dat is nagenoeg één schot. Vallen nu alle negen schoten
„achter, dan krijgt men meer plusschoten, dan men moet verwachten
„de opzethoogte is dus te groot, zoodat er gecorrigeerd moet worden".
Raadpleegt men daarentegen de betrekkelijke kanstabel, dan blijkt, dat
de kansen, dat men in een groep van negen schoten, negen of acht plus zal
krijgen, volkomen gelijk zijn. Er bestaat dus absoluut niet de minste reden
oin correctie aan te brengen. Wat meer zegt: eerst dan, wanneer de eerste
veertien schoten alle plus zijn, bestaat er aanleiding om te corrigeeren.