1067
Wij zullen thans, aan de hand van Atjeh's geschiedenis sedert 1873,
doch zonder ons, voor zoover dat mogelijk is, te mengen in het vele
treurige twist- of partijgeschrijf, eens nagaan hoe die steeds wisselende
inzichten, gepaard aan telkens terugkeerend ongelooflijk optimisme,
ons in den tegenwoordigen toestand gebracht hebben en daarna trach
ten, met behulp van de goede denkbeelden reeds hier en daar geuit
en van de door ons opgedane kennis en ervaring van Atjeh, den
weg aan te geven, die thans gevolgd dient te worden, om nog tot
het einddoel de onderwerping te geraken.
De denkbeelden door den Generaal van Swieten neergelegd in zijne
„Instructie voor den militairen, tevens civielen bevelhebber te Atjeh"
en goedgekeurd bij Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederl.
Indië dd. 26 Mei 1874 N°. 1, benevens zijne Nota voor den Kolonel
Pel, gedagteekend„Penajoeng, 22 April 1874" geven duidelijk de
richting aan, die hij zoowel te Groot-Atjeh, als in de Onderhoorigheden
wenschte gevolgd te zien.
De Generaal, even uitnemend staatsman als krijgsoverste en grondig
bekend met onze draagkracht, hield daarbij met wijs beleid het oog
gevestigd op de toekomst en voorziende, dat onze financieele en
peisoneele krachten zouden overschreden worden, als wjj een rijk als
het Atjehsche door wapengeweld willende veroveren, daarin niet
zeer spoedig slaagden, gaf hij de voorkeur aan het bezetten van
eeue kleine maar sterke positie, die wij actief moesten verdedigen,
koos voor die positie het meest gewichtige gedeelte vau de vallei van
Groot-Atjeh en gaf te kennen, dat de politiek moest en zou vol
tooien, wat de wapenen zoo gelukkig begonnen hadden. Ware de
door den Generaal van Swieten aangewezen weg gevolgd geworden,
en politiek beleid dus dadelijk op den voorgrond getreden, dan zou,
bij de vermeerdering van onze kennis van land en volk en van de
inrichting van het Atjehsche staatsbestuur, zeer zeker na luttele jaren,
wellicht zelfs eerder, gebleken zijn, welke weg, om zonder wapen
geweld en zonder groote uitgaven onzerzijds meester te worden en
te blijven in Atjeh en Onderhoorigheden, op politiek gebied te
Groot-Atjeh moest ingeslagen worden en dat in verband hiermede ten
opzichte van de Onderhoorigheden niet volstaan kon worden met het
geen art. 5 zijner instructie aangaf,